Logo

Inhoud curricula

Inleiding

Op deze pagina wordt de inhoud beschreven van het curriculum van de opleidingen Theologie (Geestelijk begeleider) en Leraar voortgezet onderwijs tweede graad in godsdienst. De opleidingen kennen elk naast de eindkwalificaties (competenties of bekwaamheidseisen) een kennisbasis, die de kenniscomponent van de eindkwalificaties expliciteert.

De theoretische leerlijn is voor beide curricula gelijk en is georganiseerd in een aantal thematische leerlijnen. Daarnaast is er voor beide curricula een eigen praktijkleerlijn:

• grotendeels gezamenlijke theoretische leerlijn: 140 ec gezamenlijk + 5ec opleidingspecifiek + 15 ec vrije ruimte. In totaal 67% van het curriculum.

• opleidingspecifieke praktijkleerlijn: 75 ec. In totaal 33% van het curriculum.

Schematische weergave van de leerlijnen in het curriculum

* Ondernemerschap is geprogrammeerd in de opleiding theologie, Oosterse religies in de opleiding leraar godsdienst.

** In jaar 3 is een vrije ruimte van 15ec geprogrammeerd.

Theoretische leerlijn

De theoretische leerlijn bestaat uit vijf thematische leerlijnen met daarin een samenhangende reeks vakken. De leerlijnen worden afgerond met een eindproduct waarin verbinding wordt gemaakt tussen de vakinhoudelijke discipline en de beroepspraktijk. Zo kan bijvoorbeeld in de (stage)praktijk een theologische vraag worden herkend die vervolgens wordt uitgewerkt en nader wordt onderzocht met behulp van theologische literatuur. Hieronder volgt een beschrijving van de vijf thematische leerlijnen.

Filosofie

De leerlijn filosofie is erop gericht het filosofisch denken te stimuleren en is daarmee gericht op de reflectie die regelmatig gevraagd wordt binnen de opleiding. Vooronderstelling daarbij is dat kennis van filosofische vragen in verleden en heden onmisbaar zijn voor de taak van docent religie levensbeschouwing en geestelijk begeleider. Vanuit deze vooronderstellingen is de leerlijn filosofie als volgt ingericht. In jaar 1, de propedeuse, is er een inleiding waarin filosofische vragen systematisch aan de orde komen en worden besproken. Daarnaast is er een module geschiedenis van de filosofie om de ontwikkeling van het denken in de geschiedenis te volgen en de voortdurende interactie van filosofische en theologische vragen te bestuderen. In jaar 2 wordt ingegaan op de verschillende ethische benaderingswijzen en wordt geoefend met ethische reflectie. In jaar 3 komen vragen van de filosofische hermeneutiek aan de orde en de verbinding van hermeneutiek met verschillende andere modulen van de opleiding. In de startbekwaamfase in jaar 4 zetten studenten filosofisch denken in bij vragen die in de beroepspraktijk naar boven komen en verwerken ze dit in een eindproduct (een essay en presentatie).

Bijbel

In de propedeuse staat de Bijbel en zijn wereld centraal. Aan de orde komen onder meer de relatie tussen de ontstaansgeschiedenis van de bijbel enerzijds en opbouw en inhoud anderzijds, inclusief de relatie tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Er wordt onderscheid gemaakt tussen dat wat de Bijbel vertelt (bijbelse geschiedenis) en dat wat op het wereldtoneel is gebeurd (historische tijdlijn) en er is een begin van exegetiseren en bijbelse theologie.

In de hoofdfase in jaar 2 en 3 maken de studenten kennis met verschillende exegetische methodes en perspectieven voor tekstbenadering. Verder staat het begrip ‘heilig’ in relatie tot de Bijbel als heilige Schrift centraal en hoe de Bijbel tot op vandaag doorwerkt in kunst en literatuur. In de startbekwaamfase diept de student een bijbels thema uit en linkt dit aan de actualiteit, waarbij alles wat eerder is geleerd, samenkomt.

Geschiedenis van het Christendom

In de propedeuse staat de algemene lijn van de geschiedenis van het christendom centraal, waarbij de nadruk ligt op het katholicisme in Europa. Er worden thema's behandeld uit de kerk-, cultuur en theologiegeschiedenis. Doel van deze introducerende cursus is dat de studenten de hoofdlijnen van deze geschiedenis begrijpen en kunnen verwoorden, mede met het oog op de leerlijnen Theologie en Filosofie.

In jaar 2 wordt aan de hand van enkele thema's verder ingegaan op de geschiedenis van de eerste 5-6 eeuwen, zowel van de westerse als van de oosterse kerk. Studenten analyseren een zelfgekozen primaire bron aan de hand van een model en reflecteren op de mogelijke waarde van de tekst voor onze tijd.

In het derde jaar wordt ingegaan op enkele thema's uit de geschiedenis van het christendom die relevant zijn voor het begrijpen van de wortels van het hedendaagse christendom in de Nederlandse samenleving. Studenten kiezen een thema waarover ze een interactieve presentatie maken. Tevens schrijven ze een paper waarin ze een bepaald aspect binnen hun thema toepassen op de huidige samenleving. De papers worden per themagroepje verzameld en verspreid door het maken van een tijdschrift.

Theologie

De theologische leerlijn bestaat uit verschillende (theologische) vakgebieden: de dogmatische en fundamentele theologie, de praktische theologie, de moraaltheologie en het canoniek recht. In alle vakgebieden staat de theologische vraag naar God als ‘diepste grond’ of als ‘wat er werkelijk toe doet’ centraal.

In de propedeuse worden inleidingen gegeven in de christelijke en in de praktische theologie. Studenten leren enerzijds de basisbegrippen van de christelijke theologie en leren anderzijds theologisch te kijken naar mens en wereld.

In de hoofdfase vindt verbreding en verdieping plaats: verbreding in de vakken Inleiding canoniek recht en moraaltheologie waarin respectievelijk de vraag naar het zelf verstaan van de kerk en de theologische vraag naar goed en kwaad aan de orde komen. Verdieping in respectievelijke de fundamentele en de dogmatische theologie in de cursussen Interreligieuze dialoog en oecumene en Theologische godsleer en christologie.

In de startbekwaamfase ronden studenten de theologische leerlijn af met een eindproduct waarin ze uit hun beroepspraktijk een theologische vraag destilleren, deze uitwerken en nader onderzoeken met behulp van theologische literatuur.

Religiewetenschap

In de propedeuse wordt bij inleiding wereldreligies gekeken naar het hindoeïsme, boeddhisme, jodendom en islam. Er wordt een basiskennis aangebracht over deze religies en daarnaast oefenen studenten met religiewetenschap door onder andere na te denken over het definiëren van religie. De vraag die centraal staat is of we de religies met elkaar kunnen vergelijken of dat het totaal verschillende fenomenen zijn. Bij Oosterse en westerse spiritualiteit wordt vanuit de rooms-katholieke invalshoek gekeken naar andere spiritualiteiten (religieus en niet-religieus), waarbij overeenkomsten en verschillen aan bod komen.

In de hoofdfase wordt de kennis over het jodendom en de islam verdiept door vanuit verschillende brillen (historisch, antropologisch, sociologisch, fenomenologisch) te kijken naar deze religies. De kennis over de religies wordt uitgediept en de studenten worden uitgedaagd om wetenschappelijke teksten hierover te analyseren.

In de lerarenopleiding wordt in de hoofdfase ook een verdieping gegeven in de oosterse religies. Studenten maken hiervoor een beroepsproduct (een lesboekje met leerlingmateriaal) waarmee ze aantonen dat ze de theoretische stof kunnen omzetten in aantrekkelijke lesbrieven voor de beroepspraktijk.

Sociale wetenschap

In de propedeuse wordt bij inleiding sociale wetenschap een basis gelegd in de sociologie en de psychologie. Studenten leren te werken met psychologische en sociologische begrippen en leren met deze begrippen de wereld om zich heen te duiden.

In de hoofdfase wordt deze kennis ingezet om religieuze verschijnselen te duiden binnen het vak godsdienstsociologie en –psychologie. Studenten beschrijven met behulp van (godsdienst)sociologische en (godsdienst)psychologische theorieën religieuze verschijnselen. Hierbij komen de kennis uit de propedeuse en de verdiepende kennis uit de hoofdfase samen in twee eindproducten.

Praktijkleerlijn

De praktijkleerlijn bestaat uit drie fasen waarin binnen een stagecontext beroepsproducten worden ontwikkeld. In de propedeuse is dit ‘Kennismaken met de Praktijk’ (KmdP) in de hoofdfase ‘Oefenen in de Praktijk’ (OidP) en in de startbekwaamfase ‘Werken in de Praktijk’ (WidP). Alle drie de fasen werken toe naar een eindniveau dat is geformuleerd in de eindkwalificaties. De eindkwalificaties zijn gebaseerd op landelijke afspraken en doorvertaald naar drie fasen binnen de praktijkleerlijn. De producten worden verzameld in een portfolio dat aan het eind van iedere fase summatief wordt beoordeeld met een portfolioassessment (zie voor details over de beoordeling het toetsbeleid).

Kennismaken met de Praktijk

Tijdens Kennismaken met de Praktijk werken studenten gedurende het jaar aan een portfolio dat de basis vormt voor het portfolioassessment. Deze fase staat in het teken van kennismaken met studeren en kennismaken met het werkveld. Hieronder een globaal overzicht van de inhoud van KmdP.

Oefenen in de Praktijk

De hoofdfase Oefenen in de Praktijk bestrijkt twee studiejaren en is gericht op oefenen in het werkveld. Per studiejaar vormt de stage de context waarbinnen producten worden ontwikkeld. De inhoud van OidP verschilt voor de opleidingen Theologie (Geestelijk begeleider) en Leraar voortgezet onderwijs tweede graad in godsdienst.

Theologie (Geestelijk begeleider)

In de opleiding Theologie worden vijf beroepsproductenproducten ontwikkeld die een professional moet kunnen uitvoeren in zijn beroep (zie schema hieronder). Daarbij worden elke periode werkcolleges gegeven waarin de student theorie krijgt aangeboden en ondersteund wordt in het maken van het product en het schrijven van de verantwoording.

Leraar voortgezet onderwijs tweede graad in godsdienst

In de opleiding Leraar voortgezet onderwijs tweede graad in godsdienst worden zes beroepsproducten ontwikkeld die een professional moet kunnen uitvoeren in zijn beroep (zie schema hieronder). Ook hier worden werkcolleges gegeven waarin de student theorie krijgt aangeboden en ondersteund wordt in het maken van het product en het schrijven van de verantwoording.

Werken in de praktijk

Tijdens Werken in de Praktijk werken studenten gedurende het jaar aan een portfolio dat de basis vormt voor het portfolioassessment met een criteriumgericht interview. Met dit eindassessment rondt de student de gehele opleiding af. Alles in dit studieonderdeel staat daarom in het teken van de groei naar het eindniveau en het aantonen van de beheersing van het eindniveau. Studenten schrijven een overall reflectie waarin ze op basis van de beroepsproducten uit het portfolio aantonen alle eindkwalificaties te beheersen. Daarbij laten ze zien ze zich als professional hebben ontwikkeld binnen WidP.

In deze fase maken studenten van beide opleidingen drie beroepsproducten, die qua inhoud per opleiding verschillen.

Theologie (Geestelijk begeleider)

In de opleiding Theologie maken studenten in de eindfase de volgende beroepsproducten.

Leraar voortgezet onderwijs tweede graad in godsdienst

In de opleiding Leraar voortgezet onderwijs tweede graad in godsdienst worden de volgende drie beroepsproducten ontwikkeld.

Laatst gewijzigd op 2023-02-22 11:35:17 door Luijten, Eric