Logo

Minimale lat: Onderzoekend vermogen

Op deze pagina staan de minimale eisen aan geschreven stukken met betrekking tot onderzoekend vermogen. Daarnaast stelt FHTL minimale eisen met betrekking tot schrijfvaardigheid.

Studenten in het hbo worden niet opgeleid om onderzoeker te worden, maar leren wel onderzoeksvaardigheden aan. Hiermee kunnen ze als innovatieve professionals hun eigen praktijk bestuderen (Griffioen & Wortman, 2013) en innoveren. Door in de opleiding te werken met beroepsproducten bevorderen we deze manier van werken. Het gaat niet om onderzoek doen om het onderzoek doen, maar onderzoek gebruiken om tot producten te komen voor het werkveld (Butter & Van Beest, 2017).

Onderzoekend vermogen wordt door Andriessen (2014) opgedeeld in drie onderdelen:

  1. Onderzoekende houding (reflectief werken)
  2. Onderzoeksresultaten van anderen toepassen (evidence informed werken)
  3. Onderzoek doen (evidence-based werken)

Van Losse (2018) nemen wij over dat dit inhoudt dat een student moet kunnen onderbouwen, verantwoorden en reflecteren. De lijst hieronder geeft aan waar je stukken minimaal aan moeten voldoen vanaf het begin van de hoofdfase, in ieder geval voor de beroepsproducten van OIDP en WIDP. Een docent zal in een rubric aangeven op welke manier deze minimale eisen worden ingezet bij de beoordeling.

Onderbouwen

Het kunnen onderbouwen van keuzes in relatie tot het realiseren van beroepsproducten – conclusies op basis van bestaande kennis of op basis van inzichten uit eigen, nieuwe gegevensverzameling (Losse, 2018)

Vraagdefinitie
  • De student kan een relevante vraag stellen die een duidelijke functie heeft die aansluit bij het product, neutraal geformuleerd is, haalbaar is, een open vraag is en een duidelijke vraag is. De student kan daarbij indien nodig ook deelvragen formuleren.
Kenniskader
  • De kennis wordt weergegeven in een kenniskader en verwerkt in de producten. Het is duidelijk hoe de kennis gebruikt is voor de producten.
  • relevante kennis en informatie kunnen ontsluiten
  • relevante kennis en informatie op waarde kunnen schatten
  • relevante kennis en informatie kunnen toepassen op eigen casuïstiek;
Bronnen kunnen selecteren
  • Bronnen kunnen zoeken:Zoektermen kunnen formuleren, zoekingangen bepalen.

Bronnen kunnen selecteren: - relevantie van bronnen bepalen, betrouwbaarheid van bronnen bepalen, inhoudelijke geschiktheid van bronnen bepalen, inhoudelijke juistheid van bronnen bepalen. Niet verwijzen naar ongepubliceerde bronnen zoals collegesheets.

Bronnen kunnen verwerken
  • Met behulp van actuele (wetenschappelijke) bronnen leg je de centrale begrippen uit je tekst uit.
  • Een belangrijke bron introduceer je de eerste keer dat deze ter sprake komt. Je legt uit wat voor bron het is, waarom dit een relevante bron is en introduceert de auteur.
  • Je bent bij je bespreking van je bronnen precies in je formulering en hebt oog voor nuances.
  • Nadat met behulp van bronnen de kwestie in kaart gebracht hebt, neem je pas zelf onderbouwd een standpunt in.
  • Je laat je niet door je bronnen afleiden van je eigen verhaal en houdt de vraag van je stuk altijd in de gaten.
  • Je laat zien dat je vanuit verschillende perspectieven kunt kijken naar je onderwerp.
  • Alle bronnen uit je bibliografie worden ook daadwerkelijk gebruikt. En alle bronnen uit je tekst staan ook in je bibliografie.

Verantwoorden

Het kunnen verantwoorden van de kennis die is gebruikt voor de onderbouwing (welke kennisbronnen) en verantwoording van de manier waarop eventueel nieuwe gegevens zijn verzameld

Bronnen
  • De student verantwoordt waarom bepaalde bronnen zijn gebruikt. Je toont in de keuze van gebruikte bronnen en in je verantwoording van je keuze aan dat de problematiek begrijpt en weet welke discussies spelen.
Onderzoeksaanpak
  • De student verantwoordt waarom een bepaalde aanpak gekozen is. Kan in het geval van eigen onderzoek, methode, validiteit en betrouwbaarheid verantwoorden.

Reflecteren

Het kunnen reflecteren op het verdiepende proces en het praktijkproces, op de kwaliteit van het product en op de eigen ontwikkeling als professional en als persoon (Losse, 2018, p. 119)

  • Op persoon (waar ben ik goed in, wat heb ik geleerd?)
  • Op het product (wat is de waarde van het eindproduct? Hoe is het ontvangen? Wat kan er verbeterd worden?)
  • Op het proces (hoe verliep het doorlopen van de onderzoekscyclus? Waar ben je tegenaan gelopen? Wat zijn valkuilen die je de volgende keer wil voorkomen?)
  • Op de eindkwalificaties (waar sta ik nu ten opzichte van de eindkwalificaties?) De student werkt ernaar toe met verschillende beroepsproducten alle eindkwalificaties aan te tonen en geeft dan ook in de reflectie aan waar hij/zij/hen staat ten opzichte van deze eindkwalificaties.

Literatuurlijst

  • Andriessen, D. (2014). Praktisch relevant en methodisch grondig? dimensies van onderzoek in het hbo. Openbare les, lectoraat methodologie van praktijkgericht onderzoek. Utrecht: Hogeschool Utrecht.
  • Barends, E. (2015). In search of evidence; Empirical findings and professional perspectives on evidence based management. Dissertatie . Amsterdam : Vrije Universiteit.
  • Butter, R., & Van Beest, W. (2017). ‘Pleidooi voor innovatiepedagogiek: onderzoek is belangrijk, maar niet genoeg’. Thema Hoger Onderwijs(1), 81-87.
  • Ende, V. d. (2017). Snelle start in het hbo. Bussum: Coutinho.
  • Griffioen, D., & Wortman, O. (2013). Onderzoek in het onderwijs van de Hogeschool van Amsterdam: op weg naar diversiteit in een uniform model. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs(31), 16-31.
  • Losse, M. (2018). Onderzoekend vermogen ontwikkelen bij studenten,. Amsterdam: Boom.
Laatst gewijzigd op 2022-08-19 08:57:00 door Luijten, Eric