Logo

Studiegids FHTL

2200LIPTVD Training: vakdidactiek


Pater, Jos de

3 ec

voltijd: 16 cu (8 bijeenkomsten)
deeltijd: 0 cu (0 bijeenkomsten)

Ma LGL/3 jaar 1
Ma LGL/2 jaar 1

Practica

De kennis uit het college vakdidactiek gaat in deze training worden toegepast op lesmateriaal van de eigen (stage-)school. De eigen lespraktijk staat centraal bij het inoefenen van nieuwe technieken en opgedane inzichten. De keuzes van wat feitelijk uitgevoerd en uitgeprobeerd gaat worden gebeurt in overleg met de docent. Elk college wordt verslag gedaan van wat gelukt is en wat niet of minder gelukt is bij de uitvoering.
Dit proces wordt vastgelegd in een voortgangsverslag door middel van lesverslagen en reflecties.
Aan het eind van dit college wordt een evaluatie gemaakt van de eigen aanpak en voortgang.

Bij elk college levert de student een nieuw deel van zijn lesverslag en reflectie in. Daarin geeft hij aan hoe hij de in het college vakdidactiek ontwikkelde aanpak, toepast in de praktijk. Hij geeft aan wat goed ging en wat voor verbetering vatbaar is. Vervolgens geeft hij aan hoe hij de volgende keer verder wil gaan met een al dan niet gewijzigde aanpak.

Training

Ma LGL/3

  • 1.2. Orientatie op het beroep docent GL Basishandelingen: 1. sensibiliteit ontwikkelen, 2.persoonlijke waarden opsporen, 3. oriënteren op gemeen- schappen en bronnen , 4. ethisch en levens- beschouwelijk denken en communiceren, 5. ethisch en levensbeschouwelijk godsdienstig handelen, 6. beroepsethiek / historische en mondiale ontwikkelingen van het schoolvak, 7. levensbeschouwelijk begeleiden van leerlingen.
  • 1.3. Omgaan met taal en betekenis van taal: het kunnen zien van gelaagdheid in taal en
    het kunnen herkennen en gebruiken van begrippen met een eenduidige of juist meerduidige betekenis.
  • 4.1. a. Op methodische wijze verbanden leggen tussen de religieuze traditie en de actuele situatie.
    b. Hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding brengen
    met de religieuze traditie en daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie geven.
    c. Inzicht geven in de referentiekaders van anderen en betrekt zijn achtergrond zinvol bij
    de interpretatie van de situatie van anderen.
    d. Maatschappelijke en culturele processen duiden in het licht van de religieuze traditie.
  • 4.2. Vragen over de zin van het bestaan: Wie ben ik in relatie tot kennis, inzicht, ervaring,
    intuïtie en openbaring?
  • 4.3. Waarden in relatie tot jezelf, natuur, sociaal-culturele wereld, de ander / de
    Ander. De kennis van elkaars cultuur, de setting waarin de communicatie plaatsvindt, de machtsverhoudingen tussen de communicatiepartners en hun communicatieve competentie. Mono-, multi- en interreligieuze communicatie.
  • 6.1. Verschillende typen of benaderingen binnen de religieuze vorming. Godsdienstonderwijs; catechese; levensbeschouwing; vier scenario’s: 1. vak; 2. samenwerking met andere vakken; 3. vakoverstijgend werken; 4. niet vakgebonden projectmatig werken.
  • 6.2. Verschillende modellen van levensbeschouwelijke vorming: Normatief-deductief
    model; teleologisch model, funderingsmodel, emancipatiemodel, inductief model, abductief model.
  • 6.4. Ontwikkelen van een curriculum op basis van concept en model binnen bestaande kaders a.d.h.v. de volgende componenten: conceptbeschrijving, modelbeschrijving, doelstellingen, inhouden, werkvormen en opdrachten.
  • 6.5. Ontwerpen van toetsen op basis van concepten en modellen.

Ma LGL/2

  • 1.2. Orientatie op het beroep docent GL Basishandelingen: 1. sensibiliteit ontwikkelen, 2.persoonlijke waarden opsporen, 3. oriënteren op gemeen- schappen en bronnen , 4. ethisch en levens- beschouwelijk denken en communiceren, 5. ethisch en levensbeschouwelijk godsdienstig handelen, 6. beroepsethiek / historische en mondiale ontwikkelingen van het schoolvak, 7. levensbeschouwelijk begeleiden van leerlingen.
  • 1.3. Omgaan met taal en betekenis van taal: het kunnen zien van gelaagdheid in taal en
    het kunnen herkennen en gebruiken van begrippen met een eenduidige of juist meerduidige betekenis.
  • 4.1. a. Op methodische wijze verbanden leggen tussen de religieuze traditie en de actuele situatie.
    b. Hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding brengen
    met de religieuze traditie en daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie geven.
    c. Inzicht geven in de referentiekaders van anderen en betrekt zijn achtergrond zinvol bij
    de interpretatie van de situatie van anderen.
    d. Maatschappelijke en culturele processen duiden in het licht van de religieuze traditie.
  • 4.2. Vragen over de zin van het bestaan: Wie ben ik in relatie tot kennis, inzicht, ervaring,
    intuïtie en openbaring?
  • 4.3. Waarden in relatie tot jezelf, natuur, sociaal-culturele wereld, de ander / de
    Ander. De kennis van elkaars cultuur, de setting waarin de communicatie plaatsvindt, de machtsverhoudingen tussen de communicatiepartners en hun communicatieve competentie. Mono-, multi- en interreligieuze communicatie.
  • 6.1. Verschillende typen of benaderingen binnen de religieuze vorming. Godsdienstonderwijs; catechese; levensbeschouwing; vier scenario’s: 1. vak; 2. samenwerking met andere vakken; 3. vakoverstijgend werken; 4. niet vakgebonden projectmatig werken.
  • 6.2. Verschillende modellen van levensbeschouwelijke vorming: Normatief-deductief
    model; teleologisch model, funderingsmodel, emancipatiemodel, inductief model, abductief model.
  • 6.4. Ontwikkelen van een curriculum op basis van concept en model binnen bestaande kaders a.d.h.v. de volgende componenten: conceptbeschrijving, modelbeschrijving, doelstellingen, inhouden, werkvormen en opdrachten.
  • 6.5. Ontwerpen van toetsen op basis van concepten en modellen.
  • Toepassen van de vaardigheden van feedback, reflectie en coaching op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing.

Ma LGL/3

    Geen landelijke bekwaamheidseisen of competenties gevonden.

Ma LGL/2

    Geen landelijke bekwaamheidseisen of competenties gevonden.

Ten minste een voldoende voor het vak didactiek uit de master.

  • Reflectie/Leerverslag
  • Analyseren
  • Evalueren

cijfer 1-10

15 werkdagen na inlevering van het gemaakte werk

Verplichte literatuur

Aanbevolen literatuur