Logo

Studiegids FHTL

19PSPISP Inleiding Oosterse en Westerse spiritualiteit

5 ec

voltijd: 44 cu (22 bijeenkomsten)
deeltijd: 26 cu (13 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 1
Ba DRL jaar 1

Moraaltheologie en spirituele theologie

Eerst gaan we op onderzoek uit naar wat spiritualiteit is in het algemeen, en christelijke spiritualiteit in het bijzonder. Wat is spiritualiteit? Wat heeft dit met de H. Geest te maken?
Wat is spiritualiteit volgens de R.K. Traditie? We verkennen de invulling hiervan en gebruiken deze als uitgangspositie bij het kennismaken en onderzoeken van spiritualiteit in andere tradities en in moderne vormen.

We maken kennis met grondleggers van die christelijke spiritualiteit in het algemeen en de rooms-katholieke in het bijzonder. We lezen teksten van hen.
Vervolgens kijken we naar verschillende andere tradities, vanuit de rooms-katholieke spiritualiteitstraditie. Hoe is de H. Geest werkzaam in die tradities, is de Geest herkenbaar?
We bestuderen ook een hedendaagse spiritualiteitsbeweging als ‘foodies’, en kijken naar sport (voetbal) als spirituele beleving.
Daarna gaan we kijken naar diverse uitingsvormen van spiritualiteit, herkenbaar in verschillende tradities. Hoe krijgt het leven volgens een bepaalde traditie vorm, welke patronen, lichamelijke uitingsvormen etc vormen onderdeel hiervan? Hoe is het leven volgens een regel?
Tot slot keren we terug naar de westerse spiritualiteit. Zijn er grote gemeenschappelijke delers gevonden? Zijn er elementen die versterkt zouden kunnen worden door een impuls van een andere traditie?
En: waar sta je nu zelf als aankomend professional in de spirituele wereld?

(Vrijwillig) onderdeel van dit college vormt het kloosterweekend: je ondergaat de spiritualiteit van een kloosterorde aan den lijve geduren een aantal dagen. Deze dagen worden door de reiscommissie georganiseerd en zijn gepland op 16-18 maart (data onder voorbehoud).

Actieve aanwezigheid tijdens de bijeenkomst.
Voorbereiden van elke bijeenkomst (o.a. via het bestuderen van de literatuur op de portal).
Voorbereiden en modereren van gesprekken tijdens de bijeenkomsten (iedere student bereidt een keer met een groepje een onderwerp voor en presenteert dit).

Voorbereiden colleges
Genoemde literatuur wordt gelezen door alle studenten: de deeltijders bestuderen zelfstandig de opgegeven teksten.
Er is literatuur die gelezen moet worden voor iedere bijeenkomst. Daarnaast wordt er soms extra literatuur genoemd, die je kunt lezen uit belangstelling.
Iedere student houdt met een groepje een inleiding op een onderwerp. We spreken vantevoren af wie wat wanneer gaat doen.

Tentaminering
Tussentoets in de vorm van ene paper over christelijke en oosterse spiritualiteit.
Presentatie eigen onderzoek(je} + uitwerken tot een werkstuk. Beoordeling: Cijfer voor gezamenlijke presentatie in combinatie met individuele beoordeling. (De docent maakt verdeling naar themata en indeling groepjes. De werkstukken komen op de portal, opdat alle studenten dit materiaal als vrucht van de collegereeks ter beschikking krijgen.)
Reflectie: in de eerste bijeenkomst krijg je de gelegenheid te noteren wat je weet van spiritualiteit en wat je positie t.a.v. dit onderwerp is. Aan het eind schrijf je een reflectie over je (nieuwe) positie. Je levert het totale reflectieverslag in binnen twee weken na het laatste college.
Ieder onderdeel telt voor 30 % mee.

Werkcollege

  • De student bepaalt de eigen positie ten opzichte van de verschillende spiritualiteit
  • De student maakt kennis met diverse vormen van spiritualiteit die h/zij als theoloog in de praktijk kan tegenkomen, zowel traditionele als nieuwe vormen.

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba DRL

  • 1.2 Kennis van, inzicht in en toepassen van modellen om religies (en stromingen binnen religies) met elkaar te kunnen vergelijken; kennis van theorieën over het ontstaan en functie van religie, en van het systeemkarakter van religieuze tradities. Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse benaderingswijzen van levensbeschouwing;
    van levensbeschouwelijke vormen van taal en betekenis van taal; van symbolisch verstaan van taal.
  • 4.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van fundamentele vragen over bestaan, ontstaan, tijd-ruimte, eindigheid, leven en diverse vormen van onderscheid tussen al wat is.

Ba GB

  • 2.1 Persoon en professie
    - kennis van gendervraagstukken in relatie tot religie en de eigen genderpositie in het werk
    - kennis van diverse reflectiemethoden
    -kennis van vormen en methoden van spirituele vorming en praktijken met het oog op de eigen spirituele vorming
    - algemene kennis van ICT- gebruik en ICT- vaardigheden en gebruik sociale media
  • 2.4 Theologie als ambacht
    - kennis van de theologische disciplines
    - zicht op het eigene van hbo-theologie, met name op de toepasbaarheid van theologische inhouden in de beroepspraktijk
    -kennis en elementaire beheersing van methoden van kwalitatief en kwantitatief (theologisch) onderzoek
    - ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en een onderzoeksattitude die past bij de professionele beroepspraktijk van de hbo-theoloog en het niveau van beroepsmatig handelen dat van hem of haar wordt verwacht.
  • 3.1 Kennis van bronteksten van de eigen traditie
    - inleidingsvragen
    - theologie O.T en N.T. c.q. kerkelijke traditie, Koran et cetera,
    - basiskennis van inhoud en genres (o.a. poëzie, profetie, apocalyptiek)
  • 3.4 Geschiedenis van de eigen traditie in context
    - hoofdlijnen van de geschiedenis van de eigen traditie en de hoofdstromingen daarin
    - hoofdlijnen van de Vroege Kerk, het grote schisma, Reformatie en Katholieke Reformatie, Moderne Tijd
    - kennis van kerkorde en regelgevingen in eigen traditie
    - kennis van religieuze ontwikkelingen in verleden en heden in religie en maatschappij; Ontwikkelingen in de samenleving op het terrein van zingeving, spiritualiteit en levensbeschouwing (new age, atheisme, ietsisme, humanisme, individualisering, subjectivering, emancipatie, verzuiling en ontzuiling, pluraliteit en secularisatie).
 

Ba DRL

  • 3.2 Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ’staat boven’ de
    leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren. De leraar kan
    vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap
    en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen. Hij houdt zijn vakkennis en -kunde actueel. Om
    vakinhoudelijk bekwaam te zijn moet de leraar ten minste het volgende in algemene termen weten en kunnen.
  • 3.2.1 De leraar beheerst de leerstof qua kennis en vaardigheden waarvoor hij verantwoordelijk is en kent
    de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak. Hij kan de leerstof op een begrijpelijke en
    aansprekende manier samenstellen, uitleggen en demonstreren hoe ermee gewerkt moet worden. In de
    context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in dat de beheersing van de leerstof ook gericht is op
    de beroepspraktijk en de verbinding van de theorie aan de (beroeps-)praktijk.

Ba GB

    Geen landelijke bekwaamheidseisen of competenties gevonden.

Geen.

  • Schriftelijk tentamen
  • Presentatie
  • Reflectie/Leerverslag
  • Analyseren
  • Onthouden

cijfer 1-10

10 werkdagen na inlevering van het gemaakte werk

Verplichte literatuur

  • Alle literatuur is beschikbaar via Canvas (), . (portal)

Aanbevolen literatuur

  • K. Bouwman, K. Bras (red.) (2001), Werken met spiritualiteit. Baarn: Ten Have
  • L. van Aalsum (2011), Spiritualiteit in het onderwijs. Delft: Eburon
  • Waaijman, K. (2000), Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden. Kampen: Kok
 

 

Toetsmatrijs 2018 - 2019

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
De student bepaalt de eigen positie ten opzichte van de verschillende spiritualiteit () (%)
De student maakt kennis met diverse vormen van spiritualiteit die h/zij als theoloog in de praktijk kan tegenkomen, zowel traditionele als nieuwe vormen. () (%)