Logo

Studiegids FHTL

19PSPISP Inleiding Oosterse en Westerse spiritualiteit

5 ec

voltijd: 44 cu (22 bijeenkomsten)
deeltijd: 26 cu (13 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 1
Ba DRL jaar 1

Moraaltheologie en spirituele theologie

In het eerste blok gaan we op onderzoek uit naar wat spiritualiteit is in het algemeen, en christelijke spiritualiteit in het bijzonder. Wat is spiritualiteit? Wat is spiritualiteit volgens de R.K. Traditie? We lezen teksten van grondleggers en verkennen de invulling van hun spiritualiteit, zo creƫren we een basis voor het kennismaken en onderzoeken van spiritualiteit in andere tradities en in moderne vormen.

In het tweede blok voer je samen met mede-studenten een onderzoek uit naar een deel-onderwerp. Dat kan een oosterse spiritualiteit zijn, maar ook een moderne variant als wicca en rastafari. Hoe krijgt het leven volgens een bepaalde traditie vorm? Welke patronen, lichamelijke uitingsvormen etc vormen onderdeel hiervan? Hoe is het leven volgens een regel?
Tot slot keren we terug naar de westerse spiritualiteit. Zijn er grote gemeenschappelijke delers gevonden? Zijn er elementen die versterkt zouden kunnen worden door een impuls van een andere traditie?
En: waar sta je nu zelf als aankomend professional in de spirituele wereld?

Gastdocenten belichten aspecten van spiritualiteit vanuit hun eigen expertise. Dit jaar zal dat zijn rond boeddhisme en zen, de dood en tatoeages.

(Vrijwillig) onderdeel van dit college vormt het kloosterweekend: je ondergaat de spiritualiteit van een kloosterorde aan den lijve gedurende een aantal dagen. Deze dagen worden door de reiscommissie georganiseerd, als de COVID-omstandigheden het toelaten.

Actieve aanwezigheid tijdens de bijeenkomst.
Voorbereiden van elke bijeenkomst (o.a. via het bestuderen van de literatuur op de portal).
Voorbereiden en modereren van gesprekken tijdens de bijeenkomsten (iedere student bereidt een keer met een groepje een onderwerp voor en presenteert dit).

Voorbereiden colleges
Genoemde literatuur wordt gelezen door alle studenten: de deeltijders bestuderen zelfstandig de opgegeven teksten.
Er is literatuur die gelezen moet worden voor iedere bijeenkomst. Daarnaast wordt er soms extra literatuur genoemd, die je kunt lezen uit belangstelling.
Iedere student houdt met een groepje een inleiding op een onderwerp. We spreken vantevoren af wie wat wanneer gaat doen. De docent maakt verdeling naar themata en indeling groepjes. De werkstukken komen op de portal, opdat alle studenten dit materiaal als vrucht van de collegereeks ter beschikking krijgen.

Reflectie: in de eerste bijeenkomst krijg je de gelegenheid te noteren wat je weet van spiritualiteit en wat je positie t.a.v. dit onderwerp is. Aan het eind schrijf je een reflectie over je (nieuwe) positie. Je levert het totale reflectieverslag in binnen twee weken na het laatste college.

Tentaminering: Paper (groepsopdracht)
Kennistoets en Reflectieverslag (individueel): inleveren is voorwaarde voor het verkrijgen van het cijfer.

Hoorcollege

  • Onthouden: De student maakt kennis met diverse vormen van spiritualiteit die h/zij als theoloog in de praktijk kan tegenkomen, zowel traditionele als nieuwe vormen. (30%)
  • Analyseren: De student onderzoekt en beschrijft een deelthema op het gebied van spiritualiteit. (60%)
  • Evalueren: De student bepaalt de eigen positie ten opzichte van de verschillende spiritualiteit (10%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba GB

  • 1 I a Kennis van de centrale religieuze en levensbeschouwelijke bronnen uit de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt en kennis van (exegetische) methoden om deze bronnen te ontsluiten
  • 1 I b Kennis van centrale bronnen in andere religies en levensbeschouwingen.
  • 1 I c Kennis van de geschiedenis van de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt.
  • 1 I d Kennis van centrale geloofsinhouden en praktijken uit de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt.
  • 3 a Kennis van reflectie- en intervisiemethoden.
  • 3 b Kennis van vormen, methoden en praktijken van spirituele vorming met het oog op de eigen spirituele ontwikkeling.
  • 9 a Kennis van methoden en rapportage van praktijkgericht (theologisch) onderzoek.

Ba DRL

  • 1.2 Kennis van, inzicht in en toepassen van modellen om religies (en stromingen binnen religies) met elkaar te kunnen vergelijken; kennis van theorieën over het ontstaan en functie van religie, en van het systeemkarakter van religieuze tradities. Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse benaderingswijzen van levensbeschouwing;
    van levensbeschouwelijke vormen van taal en betekenis van taal; van symbolisch verstaan van taal.
  • 4.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van fundamentele vragen over bestaan, ontstaan, tijd-ruimte, eindigheid, leven en diverse vormen van onderscheid tussen al wat is.
 

Ba GB

  • A.1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • A.1.d Heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen.
  • A.1.e Reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen een specifieke religieuze traditie en de huidige cultuur en samenleving.
  • A.3.b Is in staat kritisch te reflecteren op religieuze tra-dities of stromingen, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten.
  • A.3.c Geeft evenwichtig en op een authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze vorm aan zijn profes-sionele identiteit.
  • A.3.d Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • A.3.e Toont relativeringsvermogen en kent zijn grenzen.
  • A.4.d Schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw.

Ba DRL

  • 3.2 Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ’staat boven’ de
    leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren. De leraar kan
    vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap
    en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen. Hij houdt zijn vakkennis en -kunde actueel. Om
    vakinhoudelijk bekwaam te zijn moet de leraar ten minste het volgende in algemene termen weten en kunnen.
  • 3.3.3 Zijn onderwijs gaat met de tijd mee.

Geen.

Voortgangstoets

Open-boektentamen over het eerste deel van de collegereeks.)

Halverwege

Inleveren open-boektentameb en Reflectieverslag is voorwaarde voor eindcijfer

  • Schriftelijk tentamen
  • Presentatie
  • Reflectie/Leerverslag
  • Onthouden
  • Analyseren
  • Evalueren

cijfer 1-10

10 werkdagen na inlevering van het gemaakte werk

Verplichte literatuur

  • Alle literatuur is beschikbaar via Canvas (), . (portal)

Aanbevolen literatuur

  • L. van Aalsum (2011), Spiritualiteit in het onderwijs. Delft: Eburon
 

 

Toetsmatrijs 2021 - 2022

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Onthouden De student maakt kennis met diverse vormen van spiritualiteit die h/zij als theoloog in de praktijk kan tegenkomen, zowel traditionele als nieuwe vormen. (Ba GB: Hermeneutisch competent Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (30%)
Analyseren De student onderzoekt en beschrijft een deelthema op het gebied van spiritualiteit. (Ba GB: Communicatief competent ,Hermeneutisch competent Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ) (60%)
Evalueren De student bepaalt de eigen positie ten opzichte van de verschillende spiritualiteit (Ba GB: Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling ,Hermeneutisch competent Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ,Vakinhoudelijk bekwaam ) (10%)