Logo

Studiegids FHTL

19HBWOTE Oude Testament

5 ec

voltijd: 32 cu (16 bijeenkomsten)
deeltijd: 20 cu (10 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 2
Ba DRL jaar 2

Heilige Schrift

De verhalen in de Bijbel staan centraal, met name de Tora (de eerste vijf bijbelboeken), de Vroege Profeten, maar ook teksten uit de Geschriften en de deuterocanonieke boeken.
In deze cursus ligt een grote nadruk op een tekstuele invalshoek. We lezen verhalen uit de bijbel en gaan methodisch op zoek naar wat die verhalen te vertellen hebben. Naast de aandacht voor concrete vaardigheden, kijken we naar een groter verband: welke genres zijn er, vanuit welke perspectieven kun je naar de bijbelteksten kijken.
In de afsluitende opdracht pas je een exegetische methode toe, en ’vertaal’ je de uitkomsten daarvan in een beroepsproduct.

Per college bereid je de opgegeven literatuur voor.
Tijdens de bijeenkomsten dooe je actief mee: vragen stellen, discussiëren, problematiseren, actualiseren etc.

De deeltijdstudenten bestuderen zelfstandig stof die aan de orde komt bij de voltijdbijeenkomsten. In de afsluitende opdracht word je geacht de literatuur te verwerken in het theoretisch kader.

Werkcollege

  • Onthouden: De student beschrijft in grote lijnen de inhoud van Tora, Profeten en Geschriften. (5%)
  • Begrijpen: De student plaatst de Tora, de Vroege Profeten en de Geschriften (TeNaCh) bijbels-theologisch binnen de Bijbel en relateert de bijbelboeken aan elkaar. (5%)
  • Toepassen: De student heeft een basisbagage van teksten om te kunnen gebruiken bij rituelen en levensbeschouwelijke gesprekken. (25%)
  • Toepassen: De student is in staat zelf een perikoop te exegetiseren. (55%)
  • Evalueren: De student is zich bewust van eigen (voor)oordelen en perspectieven die een rol kunnen spelen bij het interpreteren van een bijbeltekst. (10%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba DRL

  • 1.1 Kennis van en inzicht in religie in de diverse wetenschappelijke benaderingen en culturele contexten; zoals Bijbelwetenschappen en systematische theologie, en vakken als godsdienstwijsbegeerte, religiegeschiedenis en godsdienstsociologie.
  • 1.2 Kennis van, inzicht in en toepassen van modellen om religies (en stromingen binnen religies) met elkaar te kunnen vergelijken; kennis van theorieën over het ontstaan en functie van religie, en van het systeemkarakter van religieuze tradities. Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse benaderingswijzen van levensbeschouwing;
    van levensbeschouwelijke vormen van taal en betekenis van taal; van symbolisch verstaan van taal.
  • 3.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van de hermeneutische theorieën op zowel schriftelijke teksten als andere (kunst-)uitingen.
  • 8.4 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse exegetische methoden en herkennen van manieren van tekstlezen.

Ba GB

  • 1 I a Kennis van de centrale religieuze en levensbeschouwelijke bronnen uit de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt en kennis van (exegetische) methoden om deze bronnen te ontsluiten
  • 1 I c Kennis van de geschiedenis van de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt.
  • 1 I d Kennis van centrale geloofsinhouden en praktijken uit de traditie(s) waar de opleiding zich mee verbindt.
  • 4 a Kennis van basisprincipes van communicatie, in het bijzonder van interculturele en levensbeschouwelijke communicatie en interreligieuze dialoog.
  • 9 b Kennis van de beroepsidentiteit van de hbo-theoloog.
 

Ba DRL

  • 3.1 Een bekwame leraar is een leraar die heeft aangetoond dat hij met zijn vakinhoudelijke, vakdidactische en
    pedagogische kennis en kunde zijn werk als leraar en als deelnemer aan de professionele onderwijsgemeenschap die hij samen met zijn collega’s vormt, kan verrichten op een professioneel doelmatige en verantwoorde wijze.j
  • 3.2 Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ’staat boven’ de
    leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren. De leraar kan
    vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap
    en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen. Hij houdt zijn vakkennis en -kunde actueel. Om
    vakinhoudelijk bekwaam te zijn moet de leraar ten minste het volgende in algemene termen weten en kunnen.
  • 3.3 Vakdidactisch bekwaam wil zeggen dat de leraar de vakinhoud leerbaar maakt voor zijn leerlingen, in afstemming
    met zijn collega’s en passend bij het onderwijskundige beleid van zijn school. Hij weet die vakinhoud te vertalen
    in leerplannen of leertrajecten. Hij doet dit op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze, waarin de
    volgende handelingselementen herkenbaar zijn.
  • 3.3.1 Hij brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen,
    de vakinhoud en de inzet van de verschillende methodieken en middelen.

Ba GB

  • A.1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • A.1.a Legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen een specifieke religieuze tradi-tie en de actuele situatie.
  • A.3 Het vermogen om vanuit een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit te reflecteren op attitude, identiteit en handelen in beroepssituaties en om zich persoonlijk en professioneel te ontwikkelen.
  • A.3.b Is in staat kritisch te reflecteren op religieuze tra-dities of stromingen, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten.
  • A.3.c Geeft evenwichtig en op een authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze vorm aan zijn profes-sionele identiteit.
  • A.3.d Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • A.3.e Toont relativeringsvermogen en kent zijn grenzen.
  • A.4 Het vermogen om adequaat en doelgroepgericht te communiceren met individuen, groepen, organisaties en in netwerken, zowel mondeling als schriftelijk, verbaal als non-verbaal, waar van toepassing ook in de specifieke context van een viering of ritueel.

Met succes afgeronde deelname aan het eerstejaarsvak De Bijbel en zijn wereld.

Oefentoets

De student zet de eerste vijf stappen volgens Snoek.

Halverwege

de formatieve toets is voorwaarde voor het verkrijgen van het eindcijfer.

  • Werkstuk
  • Reflectie/Leerverslag
  • Onthouden
  • Begrijpen
  • Toepassen
  • Evalueren

cijfer 1-10

10 dagen na inlevering van het gemaakte werk.

Verplichte literatuur

  • NBV Studiebijbel (2008), De Nieuwe Bijbelvertaling met uitleg, achtergronden en illustraties. Heerenveen: Jongbloed (aanschaffen)
  • Snoek, H. (2010), Een huis om in te wonen. Uitleg en interpretatie van de Bijbel. Kampen: Kok (aanschaffen)

Aanbevolen literatuur

  • C.J. den Heyer, P. Schelling (2000), Symbolen in de bijbel woorden en hun betekenis. Zoetermeer: Meinema
  • F. Maas, K. Spronk, J. Maas (red.) (2005), De Bijbel spiritueel. Bronnen van geestelijk leven in de bijbelse geschriften. Zoetermeer: Meinema, (antiquarisch of via bibliotheek)
  • Fokkelman, F. en W. Weren (red.), (2005), De Bijbel literair. Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties.. Zoetermeer: Meinema, (antiquarisch of via bibliotheek)
  • M. Barnard & G. van de Haar (red.) (2009), De Bijbel cultureel. De Bijbel in de kunsten van de twintigste eeuw. Zoetermeer: Meinema
  • Verheij, A. (2018), God en ik. Wat je als weldenkende 21-eeuwer kunt leren van de bijbel. Atlas
  • Verheij, A. (2020), Ode aan de verliezer. Levenslessen uit bijbelverhalen over hoop, twijfel en succes. Atlas Contact
 

 

Toetsmatrijs 2022 - 2023

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Onthouden De student beschrijft in grote lijnen de inhoud van Tora, Profeten en Geschriften. () (5%)
Begrijpen De student plaatst de Tora, de Vroege Profeten en de Geschriften (TeNaCh) bijbels-theologisch binnen de Bijbel en relateert de bijbelboeken aan elkaar. () (5%)
Toepassen De student heeft een basisbagage van teksten om te kunnen gebruiken bij rituelen en levensbeschouwelijke gesprekken. (Ba GB: Communicatief competent ,Hermeneutisch competent Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (25%)
Toepassen De student is in staat zelf een perikoop te exegetiseren. (Ba GB: Hermeneutisch competent Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (55%)
Evalueren De student is zich bewust van eigen (voor)oordelen en perspectieven die een rol kunnen spelen bij het interpreteren van een bijbeltekst. () (10%)