19HKGTGC Thema’s in de geschiedenis van het christendom
5 ec
voltijd: 32 cu (16 bijeenkomsten)
deeltijd: 20 cu (10 bijeenkomsten)
Patrologie en kerkgeschiedenis
Deze module bestaat uit drie delen:
- De verhouding van het westers christendom tot de Joden en het Jodendom;
- De opvattingen vanuit christendom over arbeid en emancipatie van arbeiders;
- De verhouding van christendom tot wetenschap.
Elk onderwerp komt aan bod via een voorbeeld uit de periode van de vroege kerk, één uit een latere periode en één uit de nieuwste geschiedenis.
Er zal aandacht besteed worden aan bronnen die deel uitmaken van de canon van de bijbel als ook bronnen waaraan gelovigen een hoge mate van gezag hebben ontleend, zoals conciliedocumenten, maar ook apocriefe geschriften en heiligenlevens alsmede afbeeldingen en andere culturele bronnen.
De eerste twee onderwerpen worden afgesloten met een schriftelijk tentamen. Dit tentamen telt voor 40% mee voor het eindcijfer.
Aan het eind van het college wordt het geheel afgesloten met een paper. De beoordeling van dit paper telt voor 60% mee voor het eindcijfer.
Voor elk college leest de student de bijbehorende tekst(en). Hij heeft een actieve bijdrage in de colleges, waarin hij blijk geeft de stof te hebben doorgenomen en bijpassende problemen of vragen te kunnen benoemen.
Werkcollege
De cursus uit de propedeuse "Geschiedenis van het christendom" is behaald of een daarmee vergelijkbare inleidende cursus.
cijfer 1-10
15 werkdagen
Toetsmatrijs 2022 - 2023
beoord. niveau | leerdoel | toetsitem | weging |
---|---|---|---|
De studenten leggen de diverse verbanden en ontwikkelingen uit over de verhouding Jodendom - Christendom, Wetenschap - Christendom en Arbeid - Christendom. () | (%) | ||
De studenten vatten de diverse ontwikkelingen samen en interpreteren de samenhang op een historisch verantwoorde manier. () | (%) | ||
De studenten zijn in staat met gebruikmaking van de opgedane kennis een klein historisch onderzoek naar een deelonderwerp te verrichten en daarvan verslag te doen. () | (%) | ||
De student is in staat historische bronnen te gebruiken en correct te citeren. De student parafraseert historische bronnen en secundaire literatuur en interpreteert deze op een historisch verantwoorde manier. De student kan feiten van meningen () | (%) |