Logo

Studiegids FHTL

19HPTVRI Vieren en rituelen

2 ec

voltijd: 16 cu (8 bijeenkomsten)
deeltijd: 16 cu (8 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 2

Pastorale en liturgische theologie

Waar mensen betekenis (willen) geven aan het leven, worden rituelen uitgevoerd. Klein, groot, seculier, religieus.
Rituelen gebeuren niet zomaar, ze krijgen hun plek in een viering: een in tijd en ruimte afgebakende bijeenkomst, waarin mensen (met elkaar) stilstaan bij de (mogelijke) betekenis van een gebeurtenis.
Als professional moet je kunnen putten uit een scala aan rituelen om een passende vormgeving te creƫren voor een bepaalde situatie.
In deze collegereeks gaan we uit van rituelen en vieren in de rooms-katholieke traditie. Aan de hand daarvan zoeken we naar basisvormen, en we vertalen die naar de praktijk binnen en buiten de kerk. Aspecten als taal, muziek, beweging, ruimte komen aan de orde.
De collegereeks wordt afgesloten met een paper waarin een ritueel wordt beschreven voor een specifieke situatie, en een reflectie op de gehele reeks.

Actieve en nieuwsgierige houding, waarbij de eigen ervaringen en perspectieven bevraagd worden. Voor elke college lees je literatuur. De opdrachten maak je en stuur je in zoals dat is aangegeven. Soms modereren studenten het gesprek naar aanleiding van een artikel of een casus. Elk college bespreken we rituelen die de studenten in de afgelopen week ergens zijn tegengekomen.

Werkcollege

  • Onthouden: De studenten definieert een ritueel, inclusief samenhang tussen symbool, verhaal en handeling. (15%)
  • Onthouden: De student definieert het concept viering aan de hand van specifieke kenmerken (doel, doelgroep, vormgeving, taal, symboliek etc.) (15%)
  • Toepassen: De student bereidt een ritueel voor rekening houdend met de betrokken personen, de ruimte, de tijd, de specifieke levensbeschouwelijke context. (20%)
  • Toepassen: De student ontwerpt een viering rond een specifiek thema voor een specifieke doelgroep. (20%)
  • Analyseren: De student onderscheidt vieren en rituelen in een rooms-katholieke context van andere vormen van vieren en rituelen. (10%)
  • Analyseren: De student legt verband leggen tussen liturgisch jaar, burgerlijk jaar en natuur/kosmisch jaar. (10%)
  • Evalueren: De student reflecteert op de eigen spiritualiteit in relatie tot vormgeving daarvan via vieren en rituelen in een professionele context. (10%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba GB

  • 1.6 Liturgie en ritueel
    - kennis van liturgie en ritueel in de eigen traditie
    - doordenking van de functie van rituelen in godsdienst in het algemeen
    - kennis van bronnen en methoden voor liturgische en/of rituele vormgeving van belangrijke levensmomenten
 

Ba GB

  • A.1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • A.1.d Heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen.
  • A.3 Het vermogen om vanuit een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit te reflecteren op attitude, identiteit en handelen in beroepssituaties en om zich persoonlijk en professioneel te ontwikkelen.
  • A.3.d Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • A.4 Het vermogen om adequaat en doelgroepgericht te communiceren met individuen, groepen, organisaties en in netwerken, zowel mondeling als schriftelijk, verbaal als non-verbaal, waar van toepassing ook in de specifieke context van een viering of ritueel.
  • A.4.a Maakt gebruik van symbolen, beelden en voorbeelden om levensbeschouwelijke onderwerpen ter sprake te brengen en uit te leggen.
  • A.4.b Geeft, waar van toepassing, op een in de context passende wijze, vorm aan een viering of ritueel sa-men met anderen, daarbij ritueel stijlvol handelend. Luistert naar signalen van individuen, groepen en (geloofs)gemeenschappen, probeert deze te ver-staan en vraagt waar nodig om verduidelijking.
  • A.4.e Formuleert passende gebeden en rituele/liturgische teksten.

De onderdelen uit de propedeuse van de discipline Pastorale en liturgische theologie dienen behaald te zijn

n.v.t.

  • Werkstuk
  • Onthouden
  • Toepassen
  • Analyseren
  • Evalueren

cijfer 1-10

10 werkdagen

Verplichte literatuur

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2020 - 2021

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Onthouden De studenten definieert een ritueel, inclusief samenhang tussen symbool, verhaal en handeling. () (15%)
Onthouden De student definieert het concept viering aan de hand van specifieke kenmerken (doel, doelgroep, vormgeving, taal, symboliek etc.) () (15%)
Toepassen De student bereidt een ritueel voor rekening houdend met de betrokken personen, de ruimte, de tijd, de specifieke levensbeschouwelijke context. () (20%)
Toepassen De student ontwerpt een viering rond een specifiek thema voor een specifieke doelgroep. () (20%)
Analyseren De student onderscheidt vieren en rituelen in een rooms-katholieke context van andere vormen van vieren en rituelen. () (10%)
Analyseren De student legt verband leggen tussen liturgisch jaar, burgerlijk jaar en natuur/kosmisch jaar. () (10%)
Evalueren De student reflecteert op de eigen spiritualiteit in relatie tot vormgeving daarvan via vieren en rituelen in een professionele context. () (10%)