Logo

Studiegids FHTL

19SBVSD4 Stage 4 Docent religie levensbeschouwing

10 ec

voltijd: 24 cu (12 bijeenkomsten)
deeltijd: 24 cu (12 bijeenkomsten)

Ko Drl jaar 1

Beroepsvoorbereiding

Begeleiding bij de praktijk van het lesgeven. De colleges bieden de mogelijkheid aan de studenten om problemen in te brengen, die met behulp van diverse werkvormen (intervisie, beeldanalyse, casuïstiek) zullen worden besproken. Centraal staan de kwaliteiten van de inbrenger en de mogelijkheden om de ingebrachte problematiek aan te pakken. Daartoe worden aan het eind van het college steeds afspraken gemaakt.

Alle studenten brengen minimaal 5 casussen in.

Als niet inbrenger:
Tijdens de colleges wordt actief geanalyseerd betrokken op de inbrenger.
De student verdiept zich in de problematiek en weet door te vragen, indien nodig. De student kan zich verplaatsen in de inbrenger. De student weet alternatieve handelswijzen aan te reiken.

Als inbrenger:
De student kan de eigen problematiek helder verwoorden en voor het voetlicht brengen. De student kan de eigen kwaliteiten m.b.t. het ingebrachte vraagstuk benoemen. De student staat open voor feedback en kan benoemen wat er met de feedback gedaan zal gaan worden en waarom.

Werkbegeleiding

  • Persoonlijke ontwikkeling: De student/e werkt met een open houding, is in staat feedback te geven en te ontvangen. De student/e kijkt kritisch naar het eigen handelen, reflecteert hierop en maakt gebruik van handelingsalternatieven indien nodig.
  • De student plant zijn eigen stagewerkzaamheden en pleegt waar nodig en wenselijk overleg met stagebegeleider op de stageschool en stagecoördinator van de opleiding. De student werkt samen binnen het team van de school en de sectie van de vakdocenten. Indi
  • De student schrijft een stageverslag op basis van de eisen zoals vermeld in de stagehandleiding. Zij/hij evalueert de eigen ervaringen en reflecteert op de eigen stage aan de hand van vooraf (en indien gewenst tijdens de stage) geformuleerde leerdoelen.
  • De student is in staat diverse vormen van communicatie in te zetten en te analyseren op de doelmatigheid. De student heeft zich op de hoogte gesteld van de mogelijkheden binnen de school en gebruikt deze mogelijkheden zo optimaal mogelijk. De student is o
  • De student maakt lesplannen per les en per serie lessen, op dat hij overzicht heeft over te behalen leerdoelen op het gebied van kennis, vaardigheden en gedrag.
  • De student zorgt voor een veilige leeromgeving waarin leerlingen zo goed mogelijk tot leren kunnen komen.
  • De student gebruikt verhalen en andere bronnen uit diverse levensbeschouwelijke tradities om onder meer de kennis over de diversiteit aan levensbeschouwelijke opvattingen te verhelderen, te verbreden en te verdiepen tijdens de lessen. Zij/hij past zelfsta
  • De student weet een band op te bouwen met de leerlingen en deze in te zetten in het werk- en leerproces dat door de student wordt aangestuurd en begeleid.
  • De student heeft zich inhoudelijk goed voorbereid op de kennisoverdracht in de lessen en is op de hoogte van theorieën hoe dat het beste aangepakt kan worden.
  • De student is in staat problemen te benoemen en hierbij oplossingsstrategieën te bedenken, die gekoppeld worden aan opgedane kennis en ervaringen. Zij/hij is in staat deze om te zetten tot een onderzoeksvraag naar de onderwijspraktijk binnen de school opd

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ko Drl

  • 7.1 Kennis van en inzicht in actuele godsdienstsociologische thema’s in relatie tot jongerencultuur, en toepassing van de kennis en dit inzicht in praktijksituaties.
  • 7.2 Kennis van, inzicht in en toepassing van klassieke en actuele godsdienst-psychologische thema’s in relatie tot de beroepspraktijk.
  • 8.1 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak in de culturele, historische en maatschappelijke context.
    Toepassing van levensbeschouwelijke, religieuze of religiewetenschappelijke optiek op basis van informatie en argumenten.
  • 8.2 Kennis van, inzicht in, en toepassing van verschillende (vak-) didactische concepten en methodes voor het vak.
    Opnemen toetsing en beoordeling.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.
  • 8.4 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse exegetische methoden en herkennen van manieren van tekstlezen.
  • 8.5 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse methoden om te werken met kunstzinnige uitingen.
  • 8.6 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak G/L in zijn context van school en cultuur. Toepassing van daaruit door een bijdrage te kunnen leveren aan de school(organisatie).
 

Ko Drl

  • 3.1 Een bekwame leraar is een leraar die heeft aangetoond dat hij met zijn vakinhoudelijke, vakdidactische en
    pedagogische kennis en kunde zijn werk als leraar en als deelnemer aan de professionele onderwijsgemeenschap die hij samen met zijn collega’s vormt, kan verrichten op een professioneel doelmatige en verantwoorde wijze.j
  • 3.2 Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ’staat boven’ de
    leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren. De leraar kan
    vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap
    en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen. Hij houdt zijn vakkennis en -kunde actueel. Om
    vakinhoudelijk bekwaam te zijn moet de leraar ten minste het volgende in algemene termen weten en kunnen.
  • 3.3 Vakdidactisch bekwaam wil zeggen dat de leraar de vakinhoud leerbaar maakt voor zijn leerlingen, in afstemming
    met zijn collega’s en passend bij het onderwijskundige beleid van zijn school. Hij weet die vakinhoud te vertalen
    in leerplannen of leertrajecten. Hij doet dit op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze, waarin de
    volgende handelingselementen herkenbaar zijn.
  • 3.4 Pedagogische bekwaamheid wil zeggen dat de leraar op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze en
    in samenwerking met zijn collega´s een veilig, ondersteunend en stimulerend leerklimaat voor zijn leerlingen
    kan realiseren. Hij volgt de ontwikkeling van zijn leerlingen in hun leren en gedrag en stemt daarop zijn
    handelen af. Hij draagt bij aan de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen. Hij kan zijn
    pedagogisch handelen afstemmen met zijn collega´s en met anderen die voor de ontwikkeling van de leerling
    verantwoordelijk zijn. Deze uitspraak heeft een brede betekenis en impliceert ook de bijdrage van de leraar aan
    burgerschapsvorming en de ontwikkeling van de leerling tot een zelfstandige en verantwoordelijke volwassene.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs gaat het hier ook om de begeleiding van de leerling bij zijn
    oriëntatie op beroepen en het ontwikkelen van beroepsidentiteit. Ook in pedagogische zin blijft zijn onderwijs
    van deze tijd.

De student heeft een opleiding theologie of daarmee vergelijkbare opleiding op bachelor niveau behaald.

Leerverslag

cijfer 1-10

15 werkdagen

Verplichte literatuur

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2018 - 2019

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Persoonlijke ontwikkeling: De student/e werkt met een open houding, is in staat feedback te geven en te ontvangen. De student/e kijkt kritisch naar het eigen handelen, reflecteert hierop en maakt gebruik van handelingsalternatieven indien nodig. () (%)
De student plant zijn eigen stagewerkzaamheden en pleegt waar nodig en wenselijk overleg met stagebegeleider op de stageschool en stagecoördinator van de opleiding. De student werkt samen binnen het team van de school en de sectie van de vakdocenten. Indi () (%)
De student schrijft een stageverslag op basis van de eisen zoals vermeld in de stagehandleiding. Zij/hij evalueert de eigen ervaringen en reflecteert op de eigen stage aan de hand van vooraf (en indien gewenst tijdens de stage) geformuleerde leerdoelen. () (%)
De student is in staat diverse vormen van communicatie in te zetten en te analyseren op de doelmatigheid. De student heeft zich op de hoogte gesteld van de mogelijkheden binnen de school en gebruikt deze mogelijkheden zo optimaal mogelijk. De student is o () (%)
De student maakt lesplannen per les en per serie lessen, op dat hij overzicht heeft over te behalen leerdoelen op het gebied van kennis, vaardigheden en gedrag. () (%)
De student zorgt voor een veilige leeromgeving waarin leerlingen zo goed mogelijk tot leren kunnen komen. () (%)
De student gebruikt verhalen en andere bronnen uit diverse levensbeschouwelijke tradities om onder meer de kennis over de diversiteit aan levensbeschouwelijke opvattingen te verhelderen, te verbreden en te verdiepen tijdens de lessen. Zij/hij past zelfsta () (%)
De student weet een band op te bouwen met de leerlingen en deze in te zetten in het werk- en leerproces dat door de student wordt aangestuurd en begeleid. () (%)
De student heeft zich inhoudelijk goed voorbereid op de kennisoverdracht in de lessen en is op de hoogte van theorieën hoe dat het beste aangepakt kan worden. () (%)
De student is in staat problemen te benoemen en hierbij oplossingsstrategieën te bedenken, die gekoppeld worden aan opgedane kennis en ervaringen. Zij/hij is in staat deze om te zetten tot een onderzoeksvraag naar de onderwijspraktijk binnen de school opd () (%)