Logo

Studiegids FHTL

19MBVVDI Vakdidactiek

5 ec

voltijd: 32 cu (16 bijeenkomsten)
deeltijd: 20 cu (10 bijeenkomsten)

Ko Drl jaar 1

Beroepsvoorbereiding

Verdieping van (vak-)didactische kennis aan de hand van literatuur over vakdidactiek en
over op de praktijk gebaseerd onderzoek. Focus ligt op wat werkt in het vak godsdienst/levensbeschouwing binnen met name de onderbouw van het Voortgezet en Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs.Het begeleiden van het leerproces, het geven van een goede instructie en het opstellen van de leerdoelen worden verhelderd aan de hand van literatuur en onderzoek van onder andere Grimmitt, Erricker, Hutsebaut, Hattie. Dit alles wordt ingezet ten dienste van de gehanteerde methode op de stageschool.

De student levert tijdens de college een actieve bijdrage door korte presentaties, analyses en toepassingen van de theorie tijdig in te leveren.
Waar nodig en wenselijk werkt de student constructief samen met anderen.
Een opdracht niet op tijd inleveren zonder toestemming van de docent betekent dat het college niet verder gevolgd kan worden.

Training

  • Studenten geven een kort overzicht van visies op het vak RL met eraan gelieerd, wat er geleerd wordt, hoe er geleerd wordt, de rol van de docent, de methodes, didactiek en toetsing
  • Studenten passen de algemene theorie toe op praktijksituaties en op het maken van concrete lessen.
  • Studenten presenteren hun werkzaamheden, lichten deze toe waar gewenst, evalueren deze en herzien deze waar gewenst of noodzakelijk.
  • Studenten maken lessen waarbinnen specifiek aandacht is voor hermeneutiek, narrativiteit en levensbeschouwelijke communicatie, waarmee zij laten zien deze vakdidactische inhouden te beheersen.
  • Studenten maken lessen voor groepswerk waarbij gebruik wordt gemaakt van de inzichten van effectiviteit en van de mogelijkheden tot differentiatie op verschillende niveaus.
  • Studenten geven een kort overzicht van visies op het vak RL met eraan gelieerd, wat er geleerd wordt, hoe er geleerd wordt, de rol van de docent, de methodes, didactiek en toetsing

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ko Drl

  • 8.1 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak in de culturele, historische en maatschappelijke context.
    Toepassing van levensbeschouwelijke, religieuze of religiewetenschappelijke optiek op basis van informatie en argumenten.
  • 8.2 Kennis van, inzicht in, en toepassing van verschillende (vak-) didactische concepten en methodes voor het vak.
    Opnemen toetsing en beoordeling.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.
  • 8.4 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse exegetische methoden en herkennen van manieren van tekstlezen.
  • 8.6 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak G/L in zijn context van school en cultuur. Toepassing van daaruit door een bijdrage te kunnen leveren aan de school(organisatie).
 

Ko Drl

  • 3.1.5 Zijn professionele handelen uitleggen en verantwoorden.
  • 3.2.1 De leraar beheerst de leerstof qua kennis en vaardigheden waarvoor hij verantwoordelijk is en kent
    de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak. Hij kan de leerstof op een begrijpelijke en
    aansprekende manier samenstellen, uitleggen en demonstreren hoe ermee gewerkt moet worden. In de
    context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in dat de beheersing van de leerstof ook gericht is op
    de beroepspraktijk en de verbinding van de theorie aan de (beroeps-)praktijk.
  • 3.2.2 De leraar kent de relatie van de leerstof voor zijn vak met de kerndoelen, eindtermen en
    eindexamenprogramma’s. In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in dat hij actuele
    kennis heeft van beroepen in de branche(-s) waarvoor hij opleidt en verband kan leggen tussen de leerstof
    en de kwalificatiedossiers van die branche(-s).
  • 3.2.4 De leraar heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de leerstof voor dat deel van het curriculum waarin
    hij werkt, namelijk één of meer van de verschillende leerwegen van het vmbo, het praktijkonderwijs, de
    onderbouw havo/vwo of de verschillende typen en niveaus van de educatie en het beroepsonderwijs.
  • 3.3.1 Hij brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen,
    de vakinhoud en de inzet van de verschillende methodieken en middelen.
  • 3.3.3 Zijn onderwijs gaat met de tijd mee.
  • 3.3.A1 De leraar heeft kennis van verschillende leer- en onderwijstheorieën die voor zijn onderwijspraktijk relevant
    zijn en kan die herkennen in het leren van zijn leerlingen. In de context van het beroepsgerichte onderwijs
    houdt dit onder andere in dat hij zich verdiept in de theoretische en praktische aspecten van leren op de
    werkplek.
  • 3.3.A2 De leraar kent verschillende methodes15 (onder meer methodes ten behoeve van beroepsgericht onderwijs)
    en criteria waarmee hij de bruikbaarheid van de methodes voor zijn leerlingen kan vaststellen. Hij kent
    verschillende manieren om binnen een methode te differentiëren en recht te doen aan verschillen tussen
    leerlingen. Hij kan de methode aanvullen en verrijken.
  • 3.3.A3 De leraar weet hoe een leerplan in elkaar zit en kent de criteria waaraan een goed leerplan moet voldoen
    (onder meer in het kader van beroepsgericht onderwijs).
  • 3.3.A5 De leraar kent verschillende didactische leer- en werkvormen (onder meer ten behoeve van het
    beroepsgerichte onderwijs) en de psychologische achtergrond daarvan. Hij kent criteria waarmee de
    bruikbaarheid daarvan voor zijn leerlingen kan worden vastgesteld.
  • 3.3.A7 De leraar heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de vakdidactiek ten behoeve van het type
    onderwijs en het deel van het curriculum waarin hij werkzaam is. In de context van het beroepsgerichte
    onderwijs houdt dit in dat hij zich verdiept heeft in didactiek ten behoeve van beroepsgericht onderwijs,
    de vormgeving en begeleiding van het leren op de werkplek en op de samenwerking met het beroepenveld
    en met praktijkbegeleiders bij het begeleiden van dit leren.
  • 3.3.B.a2 Samenhangende lessen17 uitwerken met passende werkvormen, materialen en media, afgestemd op het
    niveau en de kenmerken van zijn leerlingen. In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in
    dat hij onderwijs kan vormgeven gericht op de beroepspraktijk.
  • 3.3.B.a3 Passende en betrouwbare toetsen kiezen, maken of samenstellen.
  • 3.3.B.c De leraar kan onderwijs evalueren en ontwikkelen:
  • 3.3.B.c5 Zijn didactische aanpak en handelen evalueren, analyseren, bijstellen en ontwikkelen.
  • 3.4.A4 Hij weet hoe hij zicht kan krijgen op de leefwereld van zijn leerlingen en hun sociaal-culturele achtergrond.
    Hij weet hoe hij daarmee rekening kan houden in zijn onderwijs.
  • 3.4.B8 Hij kan zijn onderwijs en zijn pedagogische omgang met zijn leerlingen uitleggen en verantwoorden.

Propedeuse behaald.

Opdrachten

Zie de studiehandleiding voor de opdrachten.

tijdens de colleges

onvoldoende met bindend advies voor studievoortgang, voldoende of meer zonder bindend advies

  • Overall toets
  • Synthetiseren (oud)
  • Toepassen

cijfer 1-10

15 dagen na eind van het college

Verplichte literatuur

  • (28-02-2015), Draaiboek In de Kijker. Thomas KU Leuven Leuven: KU Leuven, thomas.theo.kuleuven.be/cms2/uploads/file/slo/Draa (portal)
  • Berben, M. (mei 2013), Is differentiëren te leren. van twaalf tot achttien Ubbergen: Ten Brink, 44-45 (portal)
  • Conklin, W. (2007), Applying differentiation strategies. Huntington Beach CA: Shell Education, 20-21; 164-168 (portal)
  • Erricker, C. (2010), Religious Education. New York: Routledge, 71-93 (portal)
  • Evelein, F.; F. Korthagen en M. Brekelmans (2008), Psychologische basisbehoeften van docenten in VO. Tijdschrift voor lerarenopleiders Utrecht: Velon, 32-39, jaargang 29 (3) (portal)
  • Grimmitt, M. (2000), Pedagogies in Religious Education. Great Wakering, UK: McCrimmon Publishing Company, 1-16 (portal)
  • Hattie, J. (2013), Leren zichtbaar maken. Rotterdam: Bazalt, 123-148, 3e (portal)
  • Hermans, L. (14-01-2015), Did-werkvormen samenwerkend leren. klaswerk-BE, http://klaswerk.be/e-school/index-kids.htm (portal)
  • Hutsebaut, D. (2004), Interreligieus leren een nieuwe trend in de godsdienstpedagogiek? . Leuven: KU Leuven, www.kuleuven.be%2Fthomas%2Fpage%2Fdownload%2F37531 (portal)
  • Lavooij, M. (2003), Narrativiteit. Enschede: SLO, www.slo.nl/downloads/archief/Narrativiteit.pdf/ (portal)
  • Roumen, T. (2009), Leren en religie. z.p.: KBVO, 26-37 (portal)

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2018 - 2019

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Studenten geven een kort overzicht van visies op het vak RL met eraan gelieerd, wat er geleerd wordt, hoe er geleerd wordt, de rol van de docent, de methodes, didactiek en toetsing () (%)
Studenten passen de algemene theorie toe op praktijksituaties en op het maken van concrete lessen. () (%)
Studenten presenteren hun werkzaamheden, lichten deze toe waar gewenst, evalueren deze en herzien deze waar gewenst of noodzakelijk. () (%)
Studenten maken lessen waarbinnen specifiek aandacht is voor hermeneutiek, narrativiteit en levensbeschouwelijke communicatie, waarmee zij laten zien deze vakdidactische inhouden te beheersen. () (%)
Studenten maken lessen voor groepswerk waarbij gebruik wordt gemaakt van de inzichten van effectiviteit en van de mogelijkheden tot differentiatie op verschillende niveaus. () (%)
Studenten geven een kort overzicht van visies op het vak RL met eraan gelieerd, wat er geleerd wordt, hoe er geleerd wordt, de rol van de docent, de methodes, didactiek en toetsing () (%)