Logo

Studiegids FHTL

19SBVLB2 Leerlingbegeleiding 2


Pater, Jos de

2 ec

voltijd: 16 cu (8 bijeenkomsten)
deeltijd: 12 cu (6 bijeenkomsten)

Ko Drl jaar 1

Menswetenschappen

In deel 2 van leerlingbegeleiding wordt ingegaan op de verschillende soorten leerlingbegeleiding die er kunnen zijn op school: pedagogisch, cognitief, planning/organisatie sociaal.
Daarbinnen komen een aantal specifieke problemen aan bod: faalangst, ASS, ADHD, ODD.
Als gereedschap om hier mee om te kunnen gaan worden gesprekstechnieken behandeld en ingeoefend.
Tenslotte is er aandacht voor het ethische aspect aan leerlingbegeleiding, waarbij de student/e zelf een casus inbrengt.

De student werkt de gegeven literatuur per college van tevoren door, zodat er in het college zelf ruimte is voor trainingsdoeleinden en behandeling van casuïstiek.
De student brengt een eigen casus in uit de praktijk en levert daarbij materiaal aan uit krant/tijdschrift.
De student laat tijdens het college zien de stof van het college te begrijpen en in te kunnen zetten in een gegeven praktijksituatie.

Werkcollege

  • De student kan de vormen van leerbegeleiding op een school benoemen. De student plaatst deze in de context van de pedagogische keuzes die een school gemaakt heeft. De student benoemt gevolgen van de keuze van een school welke soorten leerlingbegeleidin
  • De student kent verschillende interventies die een docent kan doen om leerlingen te begeleiden op groepsniveau en individueel niveau. De student kent verschillende manieren om pedagogisch te handelen en kan zijn keuze voor een bepaald scenario in een bep
  • De student kent reductietechnieken voor faalangst. De student benoemt de mogelijkheden om faalangstig gedrag van leerlingen te onderkennen tijdens de lessen. De student benoemt mogelijke aanpakken van faalangst binnen en buiten de lessen.
  • De student herken de problematiek bij leerlingen van ASS, ODD, ADHD. De student kent de aandachtspunten bij deze problematiek. De student weet hoe te handelen en kan dat verantwoorden. De student kan een behandelingsplan voor de aanpak in de les opste
  • De student kent de beperkingen en mogelijkheden van de volgende gesprekstechnieken en weet deze in te zetten: Diagnose-recept, Participatie, Twee kolommen, Slecht nieuws, Conflictoplossing

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ko Drl

  • 7.1 Kennis van en inzicht in actuele godsdienstsociologische thema’s in relatie tot jongerencultuur, en toepassing van de kennis en dit inzicht in praktijksituaties.
  • 7.2 Kennis van, inzicht in en toepassing van klassieke en actuele godsdienst-psychologische thema’s in relatie tot de beroepspraktijk.
 

Ko Drl

  • 3.3.B.b1 Een adequaat klassenmanagement realiseren en leiding en begeleiding geven aan groepen leerlingen
    buiten de context van klas of les.
  • 3.3.B.b6 De leerling begeleiden bij die verwerking, stimulerende vragen stellen en opbouwende gerichte
    feedback geven op taak en aanpak.
  • 3.3.B.b7 Samenwerking, zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid stimuleren.
  • 3.3.b.c3 Leerproblemen signaleren en indien nodig met hulp van collega’s oplossingen zoeken of doorverwijzen.
  • 3.3.B.c4 Advies vragen aan collega’s of andere deskundigen; hij weet wanneer en hoe hij advies kan geven. (Hierbij
    kan de leraar gebruik maken van methodieken voor professionele consultatie en leren zoals supervisie en
    intervisie.)
  • 3.3.B.c8 Kritisch reflecteren op zijn eigen pedagogisch-didactisch handelen.
  • 3.4.A1 Hij heeft kennis van ontwikkelingstheorieen en de gedragswetenschappelijke theorie die voor
    zijn onderwijspraktijk relevant zijn (bijvoorbeeld elementen uit de sociale psychologie en de
    communicatietheorie) en kan die betrekken op zijn pedagogisch handelen.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit onder andere in dat hij zich verdiept in de
    theoretische en praktische aspecten van het leren functioneren in een beroep en de ontwikkeling van
    beroepsidentiteit.
  • 3.4.A2 Hij heeft kennis van agogische en pedagogische theorieen en methodieken, die voor zijn onderwijspraktijk
    relevant zijn en kan die betrekken op zijn pedagogisch handelen.
  • 3.4.A3 Hij heeft kennis van veelvoorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen en -stoornissen.
  • 3.4.B1 Hij kan groepsprocessen sturen en begeleiden.
  • 3.4.B10 Hij is in staat tot kritische reflectie op zichzelf in de pedagogische relatie.
  • 3.4.B6 Hij heeft oog voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen en doet daar recht aan.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs gaat het hier ook om de begeleiding van de leerling bij
    het ontwikkelen van beroepsidentiteit.
  • 3.4.B7 Hij kan ontwikkelings-, gedragsproblemen en -stoornissen signaleren en indien nodig met hulp van collega’s
    oplossingen zoeken of doorverwijzen.
  • 3.4.B8 Hij kan zijn onderwijs en zijn pedagogische omgang met zijn leerlingen uitleggen en verantwoorden.

College leerlingbegeleiding 1 (ontwikkelingspsychologie en mentoraat) aan FHTL is gevolgd of een vergelijkbare module aan een andere opleiding.

Opdrachten

Pag. 260-372; • Wal, J. van der, J. de Wilde (2017), Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Bussum: Coutinho, 5e druk

Tijdens de colleges

onvoldoende met bindend advies voor studievoortgang, voldoende of meer zonder bindend advies

  • Overall toets
  • Toepassen
  • Analyseren
  • Evalueren

cijfer 1-10

15 werkdagen

Verplichte literatuur

  • Wal, J. van der, J. de Wilde (2021), Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Bussum: Coutinho, 6e druk (aanschaffen)

Aanbevolen literatuur

  • Bakker-de Jong, M. , I. Mijland (2018), Handboek voor elke mentor. Esch: Quirijn, 16e
 

 

Toetsmatrijs 2018 - 2019

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
De student kan de vormen van leerbegeleiding op een school benoemen. De student plaatst deze in de context van de pedagogische keuzes die een school gemaakt heeft. De student benoemt gevolgen van de keuze van een school welke soorten leerlingbegeleidin () (%)
De student kent verschillende interventies die een docent kan doen om leerlingen te begeleiden op groepsniveau en individueel niveau. De student kent verschillende manieren om pedagogisch te handelen en kan zijn keuze voor een bepaald scenario in een bep () (%)
De student kent reductietechnieken voor faalangst. De student benoemt de mogelijkheden om faalangstig gedrag van leerlingen te onderkennen tijdens de lessen. De student benoemt mogelijke aanpakken van faalangst binnen en buiten de lessen. () (%)
De student herken de problematiek bij leerlingen van ASS, ODD, ADHD. De student kent de aandachtspunten bij deze problematiek. De student weet hoe te handelen en kan dat verantwoorden. De student kan een behandelingsplan voor de aanpak in de les opste () (%)
De student kent de beperkingen en mogelijkheden van de volgende gesprekstechnieken en weet deze in te zetten: Diagnose-recept, Participatie, Twee kolommen, Slecht nieuws, Conflictoplossing () (0%)