Logo

Studiegids FHTL

19HPTTVD Training vakdidactiek


Pater, Jos de

3 ec

voltijd: 24 cu (12 bijeenkomsten)
deeltijd: 16 cu (8 bijeenkomsten)

Ba DRL jaar 3
Ko Drl jaar 1

Pastorale en liturgische theologie

Studenten worden begeleid in het ontwikkelen van een visie op het vak, de rol van de docent en de positie van de leerling.
Er worden diverse vakspecifieke werkvormen verkend en gekoppeld aan mogelijke doelstellingen.
Een aantal levensbeschouwelijke thema’s wordt verkend en onderzocht.

De student bestudeert de verplichte en gekozen artikelen en werkt de gegeven doelstellingen per artikel uit.
De student geeft minilesjes aan medestudenten, waarin vakspecifieke werkvormen worden uitgevoerd.

Werkcollege

  • Studenten kunnen diverse opvattingen over vakdidactiek in een historisch kader plaatsen.
  • Studenten kunnen de hoofdstromingen binnen de vakdidactiek in eigen woorden typeren.
  • Studenten kunnen het begrip schoolidentiteit uitleggen aan de hand van de theorie.
  • Studenten kunnen diverse werkvormen toepassen bij het vak GL. Studenten zijn in staat om deze werkvormen aan doelstellingen te koppelen en kunnen doelstellingen formuleren op cognitief, affectief en sociaal-emotioneel gebied.
  • Studenten zijn in staat een klein onderzoek uit te voeren naar de schoolidentiteit van de stageschool.
  • Studenten zijn in staat een rubric te ontwerpen voor een toetsopdracht.

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba DRL

  • 8.2 Kennis van, inzicht in, en toepassing van verschillende (vak-) didactische concepten en methodes voor het vak.
    Opnemen toetsing en beoordeling.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.
  • 8.6 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak G/L in zijn context van school en cultuur. Toepassing van daaruit door een bijdrage te kunnen leveren aan de school(organisatie).

Ko Drl

  • 8.2 Kennis van, inzicht in, en toepassing van verschillende (vak-) didactische concepten en methodes voor het vak.
    Opnemen toetsing en beoordeling.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.
  • 8.6 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak G/L in zijn context van school en cultuur. Toepassing van daaruit door een bijdrage te kunnen leveren aan de school(organisatie).
 

Ba DRL

  • 3.1 Een bekwame leraar is een leraar die heeft aangetoond dat hij met zijn vakinhoudelijke, vakdidactische en
    pedagogische kennis en kunde zijn werk als leraar en als deelnemer aan de professionele onderwijsgemeenschap die hij samen met zijn collega’s vormt, kan verrichten op een professioneel doelmatige en verantwoorde wijze.j
  • 3.1.1 Zijn eigen onderwijs vormgeven, afstemmen op het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen, uitvoeren,
    evalueren en bijstellen
  • 3.2.3 De leraar overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum
    van de opleiding en de doorlopende leerlijnen. Hij weet hoe zijn onderwijs voortbouwt op het
    voorgaande onderwijs en voorbereidt op vervolgonderwijs (zoals middelbaar beroepsonderwijs, hoger
    beroepsonderwijs, andere vervolgopleidingen) of de beroepspraktijk. De leraar kent de samenhang tussen
    de verschillende verwante vakken, leergebieden en lesprogramma’s. Hij kan vanuit zijn inhoudelijke
    expertise in samenwerking met zijn collega´s en de omgeving van de school bijdragen aan de breedte,
    de samenhang en de actualiteit van het curriculum van zijn school.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit ook in dat hij in staat is tot het onderhouden
    en benutten van contacten met het beroepenveld waarvoor hij opleidt.
  • 3.3 Vakdidactisch bekwaam wil zeggen dat de leraar de vakinhoud leerbaar maakt voor zijn leerlingen, in afstemming
    met zijn collega’s en passend bij het onderwijskundige beleid van zijn school. Hij weet die vakinhoud te vertalen
    in leerplannen of leertrajecten. Hij doet dit op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze, waarin de
    volgende handelingselementen herkenbaar zijn.
  • 3.3.1 Hij brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen,
    de vakinhoud en de inzet van de verschillende methodieken en middelen.
  • 3.3.2 Bij de uitvoering van zijn onderwijs volgt hij de ontwikkeling van zijn leerlingen; hij toetst en analyseert
    regelmatig en adequaat of de leerdoelen gerealiseerd worden en hoe dat gebeurt; op basis van zijn analyse
    stelt hij zo nodig zijn onderwijs didactisch bij.
  • 3.3.A5 De leraar kent verschillende didactische leer- en werkvormen (onder meer ten behoeve van het
    beroepsgerichte onderwijs) en de psychologische achtergrond daarvan. Hij kent criteria waarmee de
    bruikbaarheid daarvan voor zijn leerlingen kan worden vastgesteld.
  • 3.3.A6 De leraar kent verschillende doelen van evalueren en toetsen. Hij kent verschillende, bij deze doelen
    passende vormen van observeren, toetsen en examineren. Hij kan toetsen16 ontwikkelen, toetsresultaten
    beoordelen, analyseren en interpreteren en de kwaliteit van toetsen en examens beoordelen. Hij kan
    bruikbare en betrouwbare voortgangsinformatie verzamelen en analyseren en op grond daarvan zijn
    onderwijs waar nodig bijstellen.
  • 3.3.B Vakdidactisch bekwaam, kunde
  • 3.3.B.a3 Passende en betrouwbare toetsen kiezen, maken of samenstellen.

Ko Drl

  • 3.1 Een bekwame leraar is een leraar die heeft aangetoond dat hij met zijn vakinhoudelijke, vakdidactische en
    pedagogische kennis en kunde zijn werk als leraar en als deelnemer aan de professionele onderwijsgemeenschap die hij samen met zijn collega’s vormt, kan verrichten op een professioneel doelmatige en verantwoorde wijze.j
  • 3.1.1 Zijn eigen onderwijs vormgeven, afstemmen op het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen, uitvoeren,
    evalueren en bijstellen
  • 3.2.3 De leraar overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum
    van de opleiding en de doorlopende leerlijnen. Hij weet hoe zijn onderwijs voortbouwt op het
    voorgaande onderwijs en voorbereidt op vervolgonderwijs (zoals middelbaar beroepsonderwijs, hoger
    beroepsonderwijs, andere vervolgopleidingen) of de beroepspraktijk. De leraar kent de samenhang tussen
    de verschillende verwante vakken, leergebieden en lesprogramma’s. Hij kan vanuit zijn inhoudelijke
    expertise in samenwerking met zijn collega´s en de omgeving van de school bijdragen aan de breedte,
    de samenhang en de actualiteit van het curriculum van zijn school.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit ook in dat hij in staat is tot het onderhouden
    en benutten van contacten met het beroepenveld waarvoor hij opleidt.
  • 3.3 Vakdidactisch bekwaam wil zeggen dat de leraar de vakinhoud leerbaar maakt voor zijn leerlingen, in afstemming
    met zijn collega’s en passend bij het onderwijskundige beleid van zijn school. Hij weet die vakinhoud te vertalen
    in leerplannen of leertrajecten. Hij doet dit op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze, waarin de
    volgende handelingselementen herkenbaar zijn.
  • 3.3.1 Hij brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen,
    de vakinhoud en de inzet van de verschillende methodieken en middelen.
  • 3.3.2 Bij de uitvoering van zijn onderwijs volgt hij de ontwikkeling van zijn leerlingen; hij toetst en analyseert
    regelmatig en adequaat of de leerdoelen gerealiseerd worden en hoe dat gebeurt; op basis van zijn analyse
    stelt hij zo nodig zijn onderwijs didactisch bij.
  • 3.3.A5 De leraar kent verschillende didactische leer- en werkvormen (onder meer ten behoeve van het
    beroepsgerichte onderwijs) en de psychologische achtergrond daarvan. Hij kent criteria waarmee de
    bruikbaarheid daarvan voor zijn leerlingen kan worden vastgesteld.
  • 3.3.A6 De leraar kent verschillende doelen van evalueren en toetsen. Hij kent verschillende, bij deze doelen
    passende vormen van observeren, toetsen en examineren. Hij kan toetsen16 ontwikkelen, toetsresultaten
    beoordelen, analyseren en interpreteren en de kwaliteit van toetsen en examens beoordelen. Hij kan
    bruikbare en betrouwbare voortgangsinformatie verzamelen en analyseren en op grond daarvan zijn
    onderwijs waar nodig bijstellen.
  • 3.3.B Vakdidactisch bekwaam, kunde
  • 3.3.B.a3 Passende en betrouwbare toetsen kiezen, maken of samenstellen.

De onderdelen uit de propedeuse van de discipline Pastorale en liturgische theologie dienen behaald te zijn

Opdrachten

cijfer

  • Essay
  • Overall toets
  • Presentatie
  • Toepassen
  • Analyseren
  • Synthetiseren (oud)
  • Evalueren

cijfer 1-10

10 werkdagen

Verplichte literatuur

  • Alle literatuur is beschikbaar via Canvas (), . (portal)

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2019 - 2020

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Studenten kunnen diverse opvattingen over vakdidactiek in een historisch kader plaatsen. () (%)
Studenten kunnen de hoofdstromingen binnen de vakdidactiek in eigen woorden typeren. () (%)
Studenten kunnen het begrip schoolidentiteit uitleggen aan de hand van de theorie. () (%)
Studenten kunnen diverse werkvormen toepassen bij het vak GL. Studenten zijn in staat om deze werkvormen aan doelstellingen te koppelen en kunnen doelstellingen formuleren op cognitief, affectief en sociaal-emotioneel gebied. () (%)
Studenten zijn in staat een klein onderzoek uit te voeren naar de schoolidentiteit van de stageschool. () (%)
Studenten zijn in staat een rubric te ontwerpen voor een toetsopdracht. () (%)