Logo

Studiegids FHTL

19HPTALM Analyse van lesmethodes

2 ec

voltijd: 16 cu (8 bijeenkomsten)
deeltijd: 12 cu (6 bijeenkomsten)

Ba DRL jaar 3
Ba DRL jaar 2
Ko Drl jaar 1

Pastorale en liturgische theologie

Deze module draait om het analyseren en evalueren van onderwijsmateriaal voor het vak GL. Daarvoor moeten de studenten eerst inzicht krijgen in de inhoud van het vak. Het concept-basiscurriculum voor GL wordt besproken en het Verus-onderzoek naar de verschillende manieren waarop het vak GL in het voortgezet onderwijs wordt ingevuld.
Vervolgens gaan we aan de slag met een werkinstrument om te komen tot een analyse en beoordeling van lesmethodes. Deze analyse wordt zowel verwerkt in een schriftelijk verslag als in een presentatie voor medestudenten.

Actieve deelname tijdens de colleges.
Inbreng van eigen lesmethodeonderzoek tijdens de colleges.
Presentatie van de eigen analyse van een lesmethode aan medestudenten.

Werkcollege

  • De student analyseert een lesmethode Godsdienst-Levensbeschouwing met behulp van een werkinstrument, zowel vanuit godsdienstpedagogisch (theologisch en pedagogisch) als vanuit onderwijskundig (didactisch en vakdidactisch) perspectief. (70%)
  • De student laat in een mondelinge presentatie zien dat hij/zij een selectie van de methodeanalyse van een lesmethode op duidelijke, beeldende en interactieve wijze deelt met medestudenten. (30%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba DRL

  • 8.1 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak in de culturele, historische en maatschappelijke context.
    Toepassing van levensbeschouwelijke, religieuze of religiewetenschappelijke optiek op basis van informatie en argumenten.
  • 8.2 Kennis van, inzicht in, en toepassing van verschillende (vak-) didactische concepten en methodes voor het vak.
    Opnemen toetsing en beoordeling.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.

Ko Drl

  • 8.1 Kennis van en inzicht in de plaats van het vak in de culturele, historische en maatschappelijke context.
    Toepassing van levensbeschouwelijke, religieuze of religiewetenschappelijke optiek op basis van informatie en argumenten.
  • 8.2 Kennis van, inzicht in, en toepassing van verschillende (vak-) didactische concepten en methodes voor het vak.
    Opnemen toetsing en beoordeling.
  • 8.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van o.a. multimediale werkvormen (ICT, social media); activerende groepswerkvormen; beelddidactische werkvormen; levensbeschouwelijke gespreksvormen.
 

Ba DRL

  • 3.1.4 Meewerken aan praktijkgericht onderzoek ten behoeve van onderwijsontwikkelingen en gebruik maken
    van nieuwe kennis en inzichten uit onderzoek die praktijkgericht zijn uitgewerkt en beproefd.
  • 3.2.2 De leraar kent de relatie van de leerstof voor zijn vak met de kerndoelen, eindtermen en
    eindexamenprogramma’s. In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in dat hij actuele
    kennis heeft van beroepen in de branche(-s) waarvoor hij opleidt en verband kan leggen tussen de leerstof
    en de kwalificatiedossiers van die branche(-s).
  • 3.2.3 De leraar overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum
    van de opleiding en de doorlopende leerlijnen. Hij weet hoe zijn onderwijs voortbouwt op het
    voorgaande onderwijs en voorbereidt op vervolgonderwijs (zoals middelbaar beroepsonderwijs, hoger
    beroepsonderwijs, andere vervolgopleidingen) of de beroepspraktijk. De leraar kent de samenhang tussen
    de verschillende verwante vakken, leergebieden en lesprogramma’s. Hij kan vanuit zijn inhoudelijke
    expertise in samenwerking met zijn collega´s en de omgeving van de school bijdragen aan de breedte,
    de samenhang en de actualiteit van het curriculum van zijn school.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit ook in dat hij in staat is tot het onderhouden
    en benutten van contacten met het beroepenveld waarvoor hij opleidt.
  • 3.3.A2 De leraar kent verschillende methodes15 (onder meer methodes ten behoeve van beroepsgericht onderwijs)
    en criteria waarmee hij de bruikbaarheid van de methodes voor zijn leerlingen kan vaststellen. Hij kent
    verschillende manieren om binnen een methode te differentiëren en recht te doen aan verschillen tussen
    leerlingen. Hij kan de methode aanvullen en verrijken.

Ko Drl

  • 3.1.4 Meewerken aan praktijkgericht onderzoek ten behoeve van onderwijsontwikkelingen en gebruik maken
    van nieuwe kennis en inzichten uit onderzoek die praktijkgericht zijn uitgewerkt en beproefd.
  • 3.2.2 De leraar kent de relatie van de leerstof voor zijn vak met de kerndoelen, eindtermen en
    eindexamenprogramma’s. In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in dat hij actuele
    kennis heeft van beroepen in de branche(-s) waarvoor hij opleidt en verband kan leggen tussen de leerstof
    en de kwalificatiedossiers van die branche(-s).
  • 3.2.3 De leraar overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum
    van de opleiding en de doorlopende leerlijnen. Hij weet hoe zijn onderwijs voortbouwt op het
    voorgaande onderwijs en voorbereidt op vervolgonderwijs (zoals middelbaar beroepsonderwijs, hoger
    beroepsonderwijs, andere vervolgopleidingen) of de beroepspraktijk. De leraar kent de samenhang tussen
    de verschillende verwante vakken, leergebieden en lesprogramma’s. Hij kan vanuit zijn inhoudelijke
    expertise in samenwerking met zijn collega´s en de omgeving van de school bijdragen aan de breedte,
    de samenhang en de actualiteit van het curriculum van zijn school.
    In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit ook in dat hij in staat is tot het onderhouden
    en benutten van contacten met het beroepenveld waarvoor hij opleidt.
  • 3.3.A2 De leraar kent verschillende methodes15 (onder meer methodes ten behoeve van beroepsgericht onderwijs)
    en criteria waarmee hij de bruikbaarheid van de methodes voor zijn leerlingen kan vaststellen. Hij kent
    verschillende manieren om binnen een methode te differentiëren en recht te doen aan verschillen tussen
    leerlingen. Hij kan de methode aanvullen en verrijken.

Geen

Opdrachten

Deelproducten worden tijdens de werkcolleges meegenomen. Er wordt (peer)feedback gegeven ter verbetering van het eindproduct.

Tijdens de colleges

cijfer

  • Presentatie
  • Onderzoeksverslag
  • Evalueren
  • Analyseren

cijfer 1-10

10 werkdagen

Verplichte literatuur

  • Diverse artikelen op de portal (), . (portal)

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2019 - 2020

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
De student analyseert een lesmethode Godsdienst-Levensbeschouwing met behulp van een werkinstrument, zowel vanuit godsdienstpedagogisch (theologisch en pedagogisch) als vanuit onderwijskundig (didactisch en vakdidactisch) perspectief. () (70%)
De student laat in een mondelinge presentatie zien dat hij/zij een selectie van de methodeanalyse van een lesmethode op duidelijke, beeldende en interactieve wijze deelt met medestudenten. () (30%)