Logo

Studiegids FHTL

19HSWGSP Godsdienstsociologie en -psychologie


Martinus, Mirte

5 ec

voltijd: 32 cu (16 bijeenkomsten)
deeltijd: 20 cu (10 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 2
Ba DRL jaar 2

Menswetenschappen

In deze cursus word je nader ingeleid in een sociaal-wetenschappelijke bestudering van religie en geloof. In de sociologie kijk je vooral vanuit groepen en organisaties (bovenindividuele verklaringskaders) en in de psychologie hanteer je meer individuele verklaringskaders (bv. de invloed van persoonlijkheidskenmerken).

In deze cursus maak je nader kennis met de toepassing van basisbegrippen van de godsdienstsociologie en psychologie. Centraal staat het duiden van hedendaagse religieuze verschijnselen met behulp van godsdienstsociologische en godsdienstpsychologische theorieën en begrippen.

Voorbereiding van de colleges door de studiestof te bestuderen,
actieve participatie aan de discussie in college
deelnameverplichting: als aan werkcollege

Werkcollege

  • Begrijpen: De student legt godsdienstsociologische en -psychologische theorieën in eigen woorden uit. (20%)
  • Analyseren: De student formuleert een onderzoeksvraag bij een godsdienstpsychologisch fenomeen en analyseert dit fenomeen met behulp van de theorie. (40%)
  • Evalueren: De student formuleert een standpunt bij een godsdienstsociologisch fenomeen en onderbouwt dit standpunt met behulp van de theorie (40%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba DRL

  • 1.1 Kennis van en inzicht in religie in de diverse wetenschappelijke benaderingen en culturele contexten; zoals Bijbelwetenschappen en systematische theologie, en vakken als godsdienstwijsbegeerte, religiegeschiedenis en godsdienstsociologie.
  • 1.2 Kennis van, inzicht in en toepassen van modellen om religies (en stromingen binnen religies) met elkaar te kunnen vergelijken; kennis van theorieën over het ontstaan en functie van religie, en van het systeemkarakter van religieuze tradities. Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse benaderingswijzen van levensbeschouwing;
    van levensbeschouwelijke vormen van taal en betekenis van taal; van symbolisch verstaan van taal.
  • 6.1 Kennis van en inzicht in zowel de historische als de actuele kerkelijke kaart in Nederland.
  • 7.2 Kennis van, inzicht in en toepassing van klassieke en actuele godsdienst-psychologische thema’s in relatie tot de beroepspraktijk.

Ba GB

  • 1 II b Psychologische en sociologische kennis van mens en samenleving, in het bijzonder met betrekking tot (institutionele en niet-institutionele) religie en zingeving.
  • 9 a Kennis van methoden en rapportage van praktijkgericht (theologisch) onderzoek.
 

Ba DRL

    Geen landelijke bekwaamheidseisen of competenties gevonden.

Ba GB

    Geen landelijke bekwaamheidseisen of competenties gevonden.

Verondersteld wordt het college van de propedeuse gevolgd te hebben en in ieder geval inleiding sociale wetenschappen behaald te zijn. In dit college worden sociaal-wetenschappelijke inzichten met name toegepast op religieuze verschijnselen.

Opdrachten

vragen bij de stof

  • Essay
  • Werkstuk
  • Begrijpen
  • Analyseren
  • Evalueren

cijfer 1-10

10 werkdagen

Verplichte literatuur

  • Van Saane (2010), Religie is zo gek nog niet. Baarn: Ten Have (aanschaffen)

Aanbevolen literatuur

 

 

Toetsmatrijs 2022 - 2023

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Begrijpen De student legt godsdienstsociologische en -psychologische theorieën in eigen woorden uit. (Ba GB: Hermeneutisch competent ,Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (20%)
Analyseren De student formuleert een onderzoeksvraag bij een godsdienstpsychologisch fenomeen en analyseert dit fenomeen met behulp van de theorie. (Ba GB: Competent in professionaliseren ,Hermeneutisch competent ,Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ) (40%)
Evalueren De student formuleert een standpunt bij een godsdienstsociologisch fenomeen en onderbouwt dit standpunt met behulp van de theorie (Ba GB: Hermeneutisch competent Ba DRL: Professionele basis voor goed leraarschap ) (40%)