Logo

Studiegids FHTL

19SWBBP Filosofie


Maes, Marieke

10 ec

voltijd: 52 cu (26 bijeenkomsten)
deeltijd: 40 cu (20 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 4
Ba DRL jaar 4

Wijsbegeerte

de student is in staat de hedendaagse samenleving en de haar constituerende factoren filosofisch te duiden, kritisch te doordenken en te evalueren. In reflectie kent de student ook zichzelf en de waarden waaraan zij of hij zich wil wijden. De student is in staat eigen motivatie te expliciteren.
Met het oog hierop zal in de startbekwaamheidsfase aandacht gegeven worden aan filosofische reflectie in heden en verleden ten aanzien van: hermeneutiek en de vraag naar zin; ethiek en de vrije wil; constituering van de persoon en identiteit.

De student werkt aan een beroepsproduct bestaande uit een bijdrage voor een website en een essay of organiseren gespreksgroep. Zie studiewijzer.

Werkbegeleiding

  • Toepassen: De student onderbouwt zijn/haar visie met filosofische argumenten (20%)
  • Toepassen: De student stemt filosofische reflectie af op verschillende gesprekspartners, dus filosofeert met kinderen en adolescenten, bewoners van de straat, mensen in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld militairen die uitgezonden zijn, mensen in penitentiaire i (15%)
  • Toepassen: De student maakt onderscheid maken tussen interne en externe kritiek. (15%)
  • Synthetiseren (oud): De student formuleert wijsgerige vragen aangaande hermeneutiek en interpretatie, goed en kwaad, zin of betekenis, vrije wil en identiteit. (20%)
  • Evalueren: De student ontwikkelt (onderzoeks)vragen op basis van filosofische reflectie. (15%)
  • De student interpreteert complexe situaties op basis van filosofische reflectie. (15%)

Klik hier voor de toetsmatrijs.

Ba DRL

  • 1.1 Kennis van en inzicht in religie in de diverse wetenschappelijke benaderingen en culturele contexten; zoals Bijbelwetenschappen en systematische theologie, en vakken als godsdienstwijsbegeerte, religiegeschiedenis en godsdienstsociologie.
  • 3.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van de hermeneutische theorieën op zowel schriftelijke teksten als andere (kunst-)uitingen.
  • 4.1 Kennis van, inzicht in en toepassen van fundamentele vragen over bestaan, ontstaan, tijd-ruimte, eindigheid, leven en diverse vormen van onderscheid tussen al wat is.
  • 5.3 Kennis van, inzicht in en toepassen van diverse profielen van ethiek en ethische benadering op maatschappelijke en actuele problematieken.

Ba GB

  • 3.1 Kennis van bronteksten van de eigen traditie
    - inleidingsvragen
    - theologie O.T en N.T. c.q. kerkelijke traditie, Koran et cetera,
    - basiskennis van inhoud en genres (o.a. poëzie, profetie, apocalyptiek)
  • 4.2 Filosofie
    - kennis van enkele invloedrijke denkers: grondleggers, klassieken en modernen;
    - enkele centrale begrippen van de filosofische ideeën - kennis van de cultureel-maatschappelijke context.
    - modellen van zingeving
  • 4.3 Ethiek
    - levensbeschouwelijke ethiek - wijsgerige ethiek
    - verbinding en grenzen geloof en ethiek, zorgethiek.
    - beroepsethiek: pastoraat en macht, gender, beroepscode
 

Ba DRL

  • 3.1 Een bekwame leraar is een leraar die heeft aangetoond dat hij met zijn vakinhoudelijke, vakdidactische en
    pedagogische kennis en kunde zijn werk als leraar en als deelnemer aan de professionele onderwijsgemeenschap die hij samen met zijn collega’s vormt, kan verrichten op een professioneel doelmatige en verantwoorde wijze.j
  • 3.2 Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ’staat boven’ de
    leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren. De leraar kan
    vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap
    en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen. Hij houdt zijn vakkennis en -kunde actueel. Om
    vakinhoudelijk bekwaam te zijn moet de leraar ten minste het volgende in algemene termen weten en kunnen.
  • 3.2.2 De leraar kent de relatie van de leerstof voor zijn vak met de kerndoelen, eindtermen en
    eindexamenprogramma’s. In de context van het beroepsgerichte onderwijs houdt dit in dat hij actuele
    kennis heeft van beroepen in de branche(-s) waarvoor hij opleidt en verband kan leggen tussen de leerstof
    en de kwalificatiedossiers van die branche(-s).

Ba GB

  • A.1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van een specifieke religieuze gemeenschap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • A.1.a Legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen een specifieke religieuze tradi-tie en de actuele situatie.
  • A.1.b Brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de religieuze en le-vensbeschouwelijke tradities en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie.
  • A.1.d Heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen.
  • A.1.e Reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen een specifieke religieuze traditie en de huidige cultuur en samenleving.
  • A.2 Het vermogen om vanuit een specifieke religieuze gemeen-schap en/of organisatie en/of de eigen spiritualiteit op een bewuste, doelgerichte, procesmatige en systematische wijze (samen) te werken aan verandering.
  • A.2.a Analyseert bestaande situaties samen met betrok-kenen en maakt op basis van de analyse een samen-hangend ontwerp/plan ter verbetering, dan wel een ontwerp/plan hoe present te zijn indien verbetering niet mogelijk lijkt.

Hoofdfase moet zijn afgerond

Voortgangstoets

na 8 colleges

onvoldoende moet gecompenseerd in beroepsproduct

  • Beroepsproduct
  • Toepassen
  • Synthetiseren (oud)
  • Evalueren

cijfer 1-10

na tien dagen

Verplichte literatuur

  • Verbruggen, A. (2018), Het goede leven en de vrije markt.. (aanschaffen)

Aanbevolen literatuur

  • Arendt H. (), Verantwoordelijkheid en oordeel.
 

 

Toetsmatrijs 2019 - 2020

beoord. niveauleerdoeltoetsitemweging
Toepassen De student onderbouwt zijn/haar visie met filosofische argumenten () (20%)
Toepassen De student stemt filosofische reflectie af op verschillende gesprekspartners, dus filosofeert met kinderen en adolescenten, bewoners van de straat, mensen in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld militairen die uitgezonden zijn, mensen in penitentiaire i () (15%)
Toepassen De student maakt onderscheid maken tussen interne en externe kritiek. (Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (15%)
Synthetiseren (oud) De student formuleert wijsgerige vragen aangaande hermeneutiek en interpretatie, goed en kwaad, zin of betekenis, vrije wil en identiteit. () (20%)
Evalueren De student ontwikkelt (onderzoeks)vragen op basis van filosofische reflectie. () (15%)
De student interpreteert complexe situaties op basis van filosofische reflectie. (Ba DRL: Vakinhoudelijk bekwaam ) (15%)