Logo

Studiegids FHTL

19PRCL42 Inleiding filosofie en ethiek


Maes, Marieke

5 ec

voltijd: 44 cu (22 bijeenkomsten)
deeltijd: 26 cu (13 bijeenkomsten)

Ba GB jaar 1
Ba DRL jaar 1

Wijsbegeerte

les 1 Wat is wijsgerig denken? De betekenis van reflectie. Belangrijke wijsgerige vragen. Wijsbegeerte en ethiek. Geloven en denken. Lezen inleiding 25 eeuwen filosofie p.11-37 + syllabus
les 2 De relatie mythe en wijsgerig denken. Het begin van de wijsbegeerte. De eerste filosofen. Parmenides 40-44 25 eeuwen westerse filosofie; Socrates en de Sofisten. De dood van Socrates. syllabus 14-16, 25 eeuwen westerse filosofie 50-56
Les 3 Socrates en Plato. De teksten van Plato. De gelijkenis van de grot. 25 eeuwen 57-64 syllabus Plato 16-25
Les 4 Plato vervolg: zijn en kennen. De ethiek van Plato. Het zijn en het kwaad. syllabus 16-25
Les 5 Aristoteles. Wat is wetenschap? Verschillende wijzen van kennen. Aristoteles en ethiek. Aristoteles: Metafysica 25 eeuwen westerse filosofie 65-72; syllabus 26-30
Les 6 De ethische scholen. Stoa en Epicurus. Syllabus 31-33 25 eeuwen westerse filosofie 78-96
Les 7 Gnostiek syllabus 34-35
Les 8 Plotinus. 25 eeuwen 97-102 syllabus 34-41
Les 9 De betekenis van wijsbegeerte voor de opkomst van het christendom. Augustinus. syllabus 42-46
Les 10 Afronding

Voltijdscolleges: Wat is de mens: Freud.
Vrijheid van denken; vrijheid van godsdienst. Toelichting: vrijheid van denken en meningsuiting is een noodzakelijke voorwaarde van de filosofie. Het beroep op en uitoefenen van deze vrijheid is in de geschiedenis regelmatig onder spanning komen te staan en en sommige personen hebben het uiten van hun overtuiging zelfs met de dood moeten bekopen.
Friedrich Nietzsche, "de dolle mens", in: Goudmijn van het denken. Nietzsche, ’Voorbij goed en kwaad’ in 25 eeuwen filosofie. Benedictus Spinoza, Theologisch politiek traktaat hoofdstuk 13 en 14. John Stuart Mill, "Over vrijheid." In Goudmijn van het denken. Hegel "toespraak 22 oktober 1818" en Schopenhauer "de wereld een hel" in 25 eeuwen filosofie

De student dient de aangegeven stof vooraf te lezen en een reflexieve vraag m.b.t. de stof voor te bereiden.

Hoorcollege Dit college is een hoorcollege. Actieve participatie van de student zal de wijsgerige reflectie van de hele groep ten goede komen.

Ba DRL

    Geen kennisbasis gevonden.

Ba GB

  • 1.1. Inleiding in de verschillende disciplines van het vakgebied: bijbelwetenschappen, kerkgeschiedenis, godsdienstwijsbegeerte en ethiek, godsdienstwetenschap, sociaal- wetenschappelijke vakken.
  • 1.3. Omgaan met taal en betekenis van taal: het kunnen zien van gelaagdheid in taal en
    het kunnen herkennen en gebruiken van begrippen met een eenduidige of juist meerduidige betekenis.
  • 2.6. Godsbeelden binnen en buiten religies.
  • 2.7. Mensbeelden binnen en buiten religies.
  • 2.8. Wereldbeelden binnen en buiten religies.
  • 3.5. Basiskennis van het humanisme
    Boeken en verhalen: literatuur m.b.t. levenskunst uit Griekse oudheid, historisch
    humanisme, georganiseerd humanisme in Nederland.
    Teksten: universele verklaring
    van de rechten van de mens, Van Praag; Grondslagen van het humanisme / Piko della Mirandola, over de menselijke waardigheid / Montagne, essays.
    Personen: Socrates, Cicero, Ceneca, Erasmus, Montaigne, Rousseau, Kant, Mill,
    Nietzsche, Sartre, Van Praag, Taylor, Nussbaum en Smith.
    Gebouwen: geen specifieke gebouwen.
    Voorwerpen: de mens als logo van het humanisme, persoonlijke voorwerpen ter
    inspiratie, waar ontleen jij betekenis aan?
    Feesten, rituelen en gebruiken: geboorte, huwelijk, herdenkingsvieringen, 21 juni
    internationale humanisme dag.
    Stromingen: expliciet humanisme (georganiseerd humanisme, HV), atheïstisch humanisme, agnostisch en religieus humanisme, impliciet humanisme en performatief humanisme.
  • 4.1. a. Op methodische wijze verbanden leggen tussen de religieuze traditie en de actuele situatie.
    b. Hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding brengen
    met de religieuze traditie en daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie geven.
    c. Inzicht geven in de referentiekaders van anderen en betrekt zijn achtergrond zinvol bij
    de interpretatie van de situatie van anderen.
    d. Maatschappelijke en culturele processen duiden in het licht van de religieuze traditie.
  • 4.2. Vragen over de zin van het bestaan: Wie ben ik in relatie tot kennis, inzicht, ervaring,
    intuïtie en openbaring?
  • 4.3. Waarden in relatie tot jezelf, natuur, sociaal-culturele wereld, de ander / de
    Ander. De kennis van elkaars cultuur, de setting waarin de communicatie plaatsvindt, de machtsverhoudingen tussen de communicatiepartners en hun communicatieve competentie. Mono-, multi- en interreligieuze communicatie.
  • 7.1. De samenleving in historisch perspectief: Renaissance, Reformatie, Verlichting,
    modernisme, postmodernisme. individualisme, individualisering, subjectivering, autonomie als zelfbeschikkingsrecht, rationalisme, emancipatie, verzuiling en ontzuiling, abstracte samenleving, differentiatie, rolsegmentatie, institutionalisering,
    pluraliteit, pluralisme, sociale differentiatie en secularisatie.
  • 7.2. Functionele en substantiële definitie van godsdienst; dimensies van godsdienst;
    intrinsieke en extrinsieke motivatie; psychologische stromingen en godsdienst.
    Zelfbeeld-Godsbeeld: emotioneel, cognitief, dynamisch, cultuurhistorisch bepaald,
    projectie en overdracht. Religieuze ervaring: ervaring en geloof, voorwaarden voor een
    religieuze ervaring; modellen; cognitief, dynamisch en pragmatisch; effecten religieuze
    ervaring; het fenomeen bekering.
  • 8.2. Conceptuele en methodische kennis van het levensbeschouwelijk gesprek; ermee
    werken en ernaar verwijzen.
  • 8.7. De manier waarop een tekst vertellend kan worden beschreven. De narrativiteit
    wordt bepaald door de onderlinge relaties binnen de tekst, de betekenis van die tekst
    en de geschiedenis of reeks gebeurtenissen die er de grondslag van vormen. De mens is een vertellend wezen en komt op verhaal. De mens is een drager van verhalen, van het eigen verhaal en van het verhaal waarin hij is opgenomen.
 

Ba DRL

  • A.1 is in staat de betekenis van de vakinhouden voor zijn persoonlijke ontwikkeling te formuleren
  • A.3.1 vraagt naar en benut informatie van zijn begeleiders
  • A.3.2 vraagt hulp van en biedt hulp aan medestudenten
  • A.5.3 bevordert communicatie door te luisteren en samen te vatten
  • A.7.2 Verwerkt op correcte wijze bronnen in een eigen tekst.
  • A.7.3 Herkent een probleemstelling in een wetenschappelijke tekst
  • A.7.4 Herkent een vraagstelling in een wetenschappelijke tekst
  • A.7.8 Brengt het belang onder woorden van het aannemen van een onderzoekshouding ten
    opzichte van een (wetenschappelijke) tekst of casusbeschrijving

Ba GB

  • A.1 is in staat de betekenis van de vakinhouden voor zijn persoonlijke ontwikkeling te formuleren
  • A.3.1 vraagt naar en benut informatie van zijn begeleiders
  • A.3.2 vraagt hulp van en biedt hulp aan medestudenten
  • A.5.3 bevordert communicatie door te luisteren en samen te vatten
  • A.7.2 Verwerkt op correcte wijze bronnen in een eigen tekst.
  • A.7.3 Herkent een probleemstelling in een wetenschappelijke tekst
  • A.7.4 Herkent een vraagstelling in een wetenschappelijke tekst
  • A.7.8 Brengt het belang onder woorden van het aannemen van een onderzoekshouding ten
    opzichte van een (wetenschappelijke) tekst of casusbeschrijving

Opdrachten

De vragen die in de syllabus aan het eind van elk hoofdstuk staan, dienen als oefenstof.

  • Schriftelijk tentamen
  • Synthetiseren (oud)
  • Analyseren
  • Toepassen
  • Onthouden

cijfer 1-10

15 werkdagen na inlevering van het gemaakte werk

Verplichte literatuur

Aanbevolen literatuur