Logo

Eindkwalificaties Bachelor Geestelijk begeleider (Theologie)

  • Hermeneutisch competent
  • 1 Het vermogen om enerzijds de bronnen van de katholieke traditie en de eigen spiritualiteit en anderzijds de mens in zijn huidige context in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te verhelderen en te verbinden en op basis daarvan passend te handelen.
  • 1.a Legt op methodische wijze verbanden (theoretische en praktische) tussen de katholieke traditie en de actuele situatie.
  • 1.b Brengt hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding met de katholieke traditie en geeft daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie.
  • 1.c Duidt maatschappelijke en culturele processen in het licht van de katholieke traditie .
  • 1.d Heeft inzicht in de eigen referentiekaders en in die van anderen.
  • 1.e Reflecteert op en legt verbinding (theoretisch en praktisch) tussen de katholieke traditie en de huidige cultuur en samenleving.
  • Agogisch competent
  • 2 Het vermogen om vanuit de katholieke traditie en de eigen spiritualiteit op een bewuste, doelgerichte, procesmatige en systematische wijze (samen) te werken aan verandering.
  • 2.a Analyseert bestaande situaties samen met betrok-kenen en maakt op basis van de analyse een samenhangend ontwerp/plan ter verbetering, dan wel een ontwerp/plan hoe present te zijn indien verbetering niet mogelijk lijkt.
  • 2.b Stelt evaluatiecriteria op en reflecteert regelmatig op product en proces van uitvoering, daarbij gebruik makend van de feedback van hen die begeleid worden en andere betrokkenen.
  • 2.c Appelleert aan het zelf oplossend vermogen van hen die begeleid worden en hun netwerk en maakt mensen bewust van hun individuele situatie en hun rol in geloofsgemeenschappen of andere sociale verbanden.
  • 2.d Faciliteert een leeromgeving of geeft leeractiviteiten vorm ten behoeve van leer- en vormingsprocessen met religieuze en/of levensbeschouwelijke thema’s.
  • 2.e Verbindt op reflectieve wijze religieuze en/of levensbeschouwelijke gemeenschappen met de ontwikkelingen in de samenleving en zet hen waar nodig aan tot actie.
  • 2.f Gaat op een professionele en oplossingsgerichte wijze om met weerstanden; durft te confronteren en te corrigeren, verzoent en stimuleert.
  • Competent in persoonlijke en spirituele ontwikkeling
  • 3 Het vermogen om vanuit de katholieke traditie en de eigen spiritualiteit te reflecteren op attitude, identiteit en handelen in beroepssituaties en om zich persoonlijk en professioneel te ontwikkelen.
  • 3.a

    Toont de volgende kernkwaliteiten:

    • levensbeschouwelijk sensitief
    • integer en authentiek
    • enthousiast en overtuigend
    • communicatief en samenwerkend
    • verantwoordelijk
    • reflexief ten aanzien van eigen (geloofs)aannames
  • 3.b Is in staat kritisch te reflecteren op de katholieke traditie, bijbehorende geschriften, gebruiken en symbolen en weet die op waarde te schatten.
  • 3.c Geeft evenwichtig en op een authentieke, integere en ethisch verantwoorde wijze vorm aan zijn professionele identiteit.
  • 3.d Reflecteert op de eigen religieuze en spirituele ontwikkeling.
  • 3.e Toont relativeringsvermogen en kent zijn grenzen.
  • Communicatief competent
  • 4 Het vermogen om adequaat en doelgroepgericht te communiceren met individuen, groepen, organisaties en in netwerken, zowel mondeling als schriftelijk, verbaal als non-verbaal, waar van toepassing ook in de specifieke context van een viering of ritueel.
  • 4.a Maakt gebruik van symbolen, beelden en voorbeelden om levensbeschouwelijke onderwerpen ter sprake te brengen en uit te leggen.
  • 4.b Geeft, waar van toepassing, op een in de context passende wijze, vorm aan een viering of ritueel samen met anderen, daarbij ritueel stijlvol handelend. Luistert naar signalen van individuen, groepen en (geloofs)gemeenschappen, probeert deze te ver-staan en vraagt waar nodig om verduidelijking.
  • 4.c Is in staat een dialoog te voeren waarbij eigen standpunten en beslissingen overtuigend en met enthousiasme onder woorden kunnen worden gebracht en toont hierbij respect voor de ander.
  • 4.d Schrijft heldere teksten met een duidelijke structuur en opbouw.
  • 4.e Formuleert passende gebeden en rituele/liturgische teksten.
  • 4.f Kiest de juiste communicatie passend bij de doelgroep en maakt daarbij gebruik van informatie- en communicatietechnologie.
  • Pastoraal competent/ competent in geestelijke begeleiding
  • 5 Het vermogen om mensen, individueel en groepsgewijs, vanuit een contextuele optiek en op hermeneutisch verantwoorde wijze te ondersteunen in het omgaan met religieuze en levensvragen in zeer uiteenlopende situaties.
  • 5.a Hanteert het onderscheid tussen een gewoon ge-sprek, hulpverlening en geestelijke begeleiding/pastoraat.
  • 5.b Verleent pastorale zorg/geestelijke begeleiding vanuit het zicht op wat nodig is en refereert aan religieuze en/of levensbeschouwelijke bronnen en traditie.
  • 5.c Hanteert verschillende pastorale gesprekstechnieken gericht op geestelijke begeleiding en stelt adequate diagnoses.
  • 5.d Herkent en hanteert grenzen binnen het eigen professionele handelen, weet de professionele balans tussen afstand en nabijheid te behouden en kan op basis van eigen analyse waar nodig passend verwijzen naar derden.
  • 5.e Heeft inzicht in menselijk gedrag, psychologische en geestelijke processen met specifieke aandacht voor de verhouding tot het transcendente.
  • Competent in organiseren en innoveren
  • 6 Het vermogen om zorg te dragen voor de organisatorische zaken die samenhangen met het werken in of vanuit een (kerkelijke) organisatie, instelling en ook in meer dynamische contexten waaronder in vrijgevestigde praktijken.
  • 6.a Levert een proactieve en ondernemende bijdrage aan de structurele aspecten van de organisatie, met aandacht en zorg voor personeel, betrokken vrijwilli-gers, financiën en voorzieningen.
  • 6.b Schept in een minder geïnstitutionaliseerde of snel veranderende omgeving zelf waar nodig kaders voor de organisatie van het eigen werk (financiën, voorzieningen, relatiebeheer).
  • 6.c Draagt constructief en loyaal-kritisch bij aan het formuleren en behalen van gemeenschappelijke doelen in organisaties en samenwerkingsverbanden en stimuleert hierbij (voor zover van toepassing) de identiteit van de organisatie.
  • 6.d Levert een actieve bijdrage aan (vernieuwings-)projecten door het doen van praktijkgericht onderzoek naar aanleiding van gesignaleerde vragen of knelpunten, door het vertalen van de resultaten daarvan in praktische aanbevelingen, en door het (initiëren van) de implementatie daarvan.
  • 6.e Werkt en rapporteert volgens het kwaliteitsborgingsysteem van de organisatie en/of is in een minder geïnstitutionaliseerde context in staat het eigen handelen aan relevante partijen (subsidieverstrekkers, opdrachtgevers, ‘klanten’) te verantwoorden en te legitimeren.
  • Competent in samenwerken
  • 7 Het vermogen om samen te werken met collega’s en andere betrokkenen of doelgroepen, zowel binnen als buiten de (kerkelijke of levensbeschouwelijke) organisatie.
  • 7.a Bevordert brede samenwerking, zowel met professionals als met vrijwilligers, en werkt in teamverband.
  • 7.b Motiveert tot samenwerking met collega’s en vrijwilligers en met andere organisaties en instellingen.
  • 7.c Organiseert activiteiten met verschillende doelgroepen, brengt diverse opvattingen met elkaar in gesprek en begeleidt interreligieuze ontmoetingen.
  • 7.d Legt relaties met relevante organisaties, instellingen, en netwerken en bouwt deze uit, onderhoudt deze en behartigt daarbij de belangen van de te vertegenwoordigen organisatie of gemeenschap.
  • Competent in leidinggeven
  • 8 Het vermogen om individuen (professionals en vrijwilligers), groepen, (geloofs)gemeenschappen en organisaties dienstbaar te leiden en te begeleiden op religieus en/of levensbeschouwelijk gebied, gericht op doelen die samenhangen met identiteit.
  • 8.a Draagt verantwoordelijkheid voor en geeft transparant, integer en dienstbaar leiding aan geloofs-en zingevingsprocessen bij individuen en groepen.
  • 8.b Is zich bewust van de voorbeeldfunctie die een leider heeft en handelt hier ook naar.
  • 8.c Delegeert effectief taken met daarbij behorende verantwoordelijkheden.
  • Competent in professionaliseren
  • 9 Het vermogen om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep en de beroepsmethodiek met gebruikmaking van praktijkgericht onderzoek.
  • 9.a Heeft een eigen visie op het beroep, op basis van theologische inzichten, eigen levensovertuiging en ervaringen in de beroepsuitoefening.
  • 9.b Onderzoekt de eigen beroepspraktijk en/of de voorwaarden voor de eigen beroepsuitoefening en vertaalt de bevindingen in consequenties voor het eigen handelen en dat van andere betrokkenen in deze beroepspraktijk.
  • 9.c Onderzoekt (veranderingen in) de context van de praktijk waarin hij zijn beroep uitoefent (organisatie, geloofsgemeenschap, wijk), en vertaalt de resultaten in praktische aanbevelingen voor verbetering van die praktijk.
  • 9.d Draagt bij aan verspreiding van religieus-agogische kennis onder collega’s, gemeenten, parochies, instellingen en andere organisaties.